Sei sulla pagina 1di 22

DC - HOOFDSTUK 2

DC - CIRCUITS MET OHMSE WEERSTANDEN


EN 1 BRON

INHOUDSOPGAVE

DC - HOOFDSTUK 2 ................................................................................................................ 1
DC - CIRCUITS MET OHMSE WEERSTANDEN.................................................................. 1
EN 1 BRON ................................................................................................................................ 1
1. De elektrische weerstand van een geleider (wet van Pouillet) .............................................. 2
2. Factoren die de elektrische weerstand beïnvloeden .............................................................. 3
3. Serieschakeling van weerstanden .......................................................................................... 9
4. Parallelschakeling van weerstanden ........................................................................................ 11
6. Voorschakelweerstand en regelbare weerstand .................................................................... 14
7. Oefeningen .......................................................................................................................... 15

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 1


1. De elektrische weerstand van een geleider (wet van Pouillet)

In een vorig hoofdstuk werd de wet van Pouillet reeds aangehaald om het begrip weerstand te
verduidelijken.
In dit hoofdstuk de wet van Pouillet hernomen en wordt verder ingegaan op
temperatuurafhankelijkheid, en een aantal speciale weerstandstypes worden kort vermeld. Bemerk dat
de wet van Pouillet specifiek toegepast wordt om de weerstand van geleiders te bepalen.

Lengte van de geleider


Hoe langer de geleider hoe meer weerstand deze zal bieden aan de elektrische
stroom.
R is dus evenredig met L.

Doorsnede van de geleider


Hoe groter de doorsnede, hoe gemakkelijker de stroomdoorgang.
R is dus omgekeerd evenredig met A.

Aard van het materiaal


Afhankelijk van de aard van het materiaal zijn elektronen sterk of minder sterk gebonden aan de
kern; denken we maar aan geleiders en isolatoren.
R is dus materiaalafhankelijk.

Wanneer we deze 3 factoren samenbrengen in één formule vinden we de wet van Pouillet:

L R [Ω] elektrische weerstand


R = .
A L [m] lengte
A [m²] doorsnede
ρ [Ω.m] soortelijke weerstand

Materiaal Temperatuur Soortelijke weerstand SI-eenheid


Koper 15°C 0,0175 .10-6 Ωm
Koper 20°C 0,0178 .10-6 Ωm
Koper 60 à 65 °C 0,02065 .10-6 Ωm

Bemerk dat
o de soortelijke weerstand temperatuursafhankelijk is,
Ω.𝑚𝑚²
o naast de SI-eenheid soms ook als eenheid gebruikt wordt, wat handig is in
𝑚
Ω.𝑚𝑚²
combinatie [A] in mm² in bovenstaande de formule. Hierbij is 1.10-6 Ωm =1. 𝑚

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 2


2. Factoren die de elektrische weerstand beïnvloeden

2.1 Proefondervindelijk

Uit een eenvoudige praktische proefopstelling kunnen we gemakkelijk de invloed van de


temperatuur op de waarde van de weerstand aantonen.
We sluiten een lamp aan op een regelbare bronspanning. We nemen voor een eerste reeks
metingen een metaaldraadlamp, voor een tweede reeks metingen een kooldraadlamp.
We regelen de voeding (bronspanning) in stappen tot 230V. We meten gelijktijdig de spanning
met de voltmeter en de stroom met de ampèremeter.

We krijgen volgende tabellen

Metaaldraadlamp kooldraadlamp
U(V) I(A) U U(V) I(A) U
R= ( ) R= ( )
I I
20 0,140 143 20 0,029 690
60 0,222 270 60 0,094 638
100 0,290 345 100 0,176 568
140 0,347 403 140 0,264 530
180 0,401 449 180 0,366 491
230 0,449 512 230 0,466 493

Zetten we deze resultaten uit in een grafiek dan krijgen we het volgende:

Fig.1: Metaaldraadlamp Fig. 2:Kooldraadlamp

Het meetresultaat laat ons grafisch zien dat bij het opdrijven van de spanning (= temperatuur van
de gloeidraad stijgt) de weerstand van de metaaldraadlamp toeneemt en de weerstand van de
kooldraadlamp afneemt.

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 3


Bij het opdrijven van de spanning is de stroom echter ook toegenomen (wet van Ohm) en door
het joule-effect (P=R.I²) is ook de temperatuur genomen.
Besluit: de temperatuur van een weerstand beïnvloedt de waarde van die weerstand

2.2 Temperatuurscoëfficiënt

Symbool : α
SI-Eenheid : 1/graad celsius [1/°C]
Definitie in woorden : het getal dat aangeeft hoeveel de beginweerstand van 1 Ω van een
bepaalde stof wijzigt als de temperatuur T met 1C wijzigt.

Voorbeeld:
RCu bij 0C = 1 Ω
T stijgt met 1C  RCu = 1,004 Ω
Hieruit volgt: αCu = 0,004/C

Let op: α kan zowel positief als negatief zijn ! (zie onderstaande tabel).

2.3 Materiaalgegevens

Materiaal Symbool mm 2 1


ρ bij 20°C [ ] α[ ]
m C
Aluminium Al 0,0280 0,00430
Chroom Cr 0,0260 -
Goud Au 0,0230 0,00380
Zuiver ijzer Fe 0,10-0,15 0,00450
Koper Cu 0,0178 0,00400
Kwik Hg 0,9580 0,00099
Lood Pb 0,2100 0,00400
Nikkel Ni 0,0610 0,00692
Platina Pt 0,0980 0,00392
Tin Sn 0,1200 0,00450
Wolfram W 0,0500 0,00470
Zilver Ag 0,0160 0,00360
Brons 88% Cu 12% Sn 0,1800 0,00050
Constantaan 54% Cu 45% Ni 1% Mn 0,5000 -0,00003
Manganine 86% Cu 2% Ni 12% Mn 0,4200 0,00001
Messing 66% Cu 34% Zn 0,0630 0,00160
Chroomnikkel 80% Ni 20% Cr; Fe; Si; Mn 1,0900 0,00004
Grafiet C 22,0000 -0,00130
Tabel 3 :Elektrische eigenschappen van geleiders en weerstandsmaterialen

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 4


Opmerkingen :
- veronderstel dat α constant blijft over het ganse temperatuursbereik,
- ρ is sterk temperatuursafhankelijk (vb. ρCu 15°C = 0,0175.10-6 Ωm), let bij het gebruik
van tabellen steeds op de vermelde temperatuurwaarde.

2.4 Temperatuurscoëfficiënt

Indien de weerstand toeneemt bij stijgende temperatuur is α positief.


Men spreekt van een Positieve temperatuurscoëfficiënt, en afgeleid hiervan een PTC
weerstand.

Indien de weerstand daalt bij stijgende temperatuur is α negatief.


Men spreekt van een Negatieve temperatuurscoëfficiënt, en afgeleid hiervan een NTC
weerstand

De meeste stoffen hebben een positieve temperatuurscoëfficiënt (PTC).


Bijna alle metalen bezitten een PTC.

Het is dan ook duidelijk dat de temperatuursafhankelijkheid is sommige gevallen ongewenst is.
Denk maar aan meettoestellen! Hier gebruikt men elementen zoals constantaan en manganine
waarvan de weerstand zo goed als temperatuursonafhankelijk is.

Het verband tussen U en I is enkel lineair indien de weerstand R constant is.


In oefeningen wordt dit vlug verondersteld. (Let op: praktisch is dit nooit het geval ! Denk maar
aan het Joule-effect).

In de formule van Pouillet hebben we gezien dat R afhankelijk is van de lengte L, de doorsnede
A en de soortelijke weerstand  .
Door stijging van de temperatuur zal A en L uitzetten. We zullen deze beide veranderingen t.o.v.
elkaar verwaarlozen.
Wat we echter niet kunnen verwaarlozen is de temperatuursafhankelijkheid van de soortelijke
weerstand.

Veronderstel dat α constant blijft over het ganse temperatuursbereik, vaak is deze rekenwijze
aanvaardbaar. ρ is strek temperatuursafhankelijk (vb. ρCu 15°C), let bij het gebruik van tabellen
steeds op de vermelde temperatuurwaarde.

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 5


mm 2
Let op voor de eenheden bij het gebruik van ρ en A, vaak wordt voor ρ de eenheid [ ] en
m
voor A de eenheid [mm²] gebruikt om de eenvoudige reden dat doorsnedes van geleiders vlotter
uitgedrukt kunnen worden in mm² dan in m².
De SI eenheden zij evenwel [Ωm] en [m²]. Een eventuele omzetting kan als volgt gebeuren :
mm 2
1 = 10-6 Ωm
m

2.5 Weerstandswaarde bij een willekeurige temperatuur

Uit het begrip temperatuurscoëfficiënt wensen we nu een formule af te leiden, die het mogelijk
maakt om bij een willekeurige temperatuur de waarde van een weerstand te berekenen.

Gegeven:
Ro = weerstand bij 0C

Gevraagd:
Hoe groot is de weerstand Rt bij tC indien de weerstand bij 0C gelijk is aan Ro.
Rt = weerstand bij tC

Oplossing:

1. Weerstandverandering: R

R = Ro . .t

2. Totale weerstand: Rt

Rt = Ro + R
Rt = Ro + Ro . .t
Rt = Ro (1 +  .t )
Merk op: met t bedoelen we hier eigenlijk t .
Immers t = t - 0C = t

De waarde van R bij 0°C is meestal niet bekend. Bovenstaande formule is daarom weinig nuttig
en we moeten op zoek naar een formule die berekening van weerstandswaarden tussen 2
willekeurige temperaturen toelaat.

Weerstandswaarde bij t1: Rt1 = Ro .(1 +  .t1 )

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 6


Hieruit volgt: R t1 en Rt 2
Ro = Ro =
1+  .t 1 1+  .t 2

Vermits : R t1 = R t 2
Ro =
1+  .t 1 1+  .t 2

Kunnen we hieruit afleiden : Rt 2 = Rt1.


(1 +  .t2 )
(1 +  .t1 )

We kunnen nu een weerstand berekenen bij een willekeurige temperatuur t2 in functie van een
weerstand bij een gekende temperatuur t1.

Merk op: met t1 en t2 bedoelen we hier eigenlijk Δt1 en Δt2, het temperatuursverschil ten
opzichte van 0°C.

2.6 Andere factoren die de weerstand kunnen beïnvloeden

A. LDR (Lichtafhankelijke weerstand)

Lichtafhankelijke weerstanden bezitten in het donker een zeer hoge weerstandswaarde en


worden bij belichting relatief goede geleiders.
Andere benamingen: LDR, fotoweerstand of cadmiumsulfidecel.
LDR = Light Dependent Resistor.

B. VDR (spanningsafhankelijke weerstanden)

De weerstand van een VDR neemt vanaf een bepaald spanningsniveau snel af wanneer de
aangelegde spanning nog verder toeneemt.
Andere benaming: Varistor
VDR = Volt Dependent Resistor

C. MDR (magnetisch afhankelijke weerstanden)

Sommige halfgeleider materialen zoals bismut ondergaan een weerstandsverandering bij


magneetveldverandering
MDR = Magnetic Dependent Resistor

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 7


2.7 Voorbeelden

Voorbeeld 1: Een spoel gewikkeld met draad ( α = 0,0003 .1/°C ) heeft bij 10C een weerstand
van 30 Ω. hoe groot is de weerstand bij 65C ?

R10 = Ro (1 +  .t )

R10 30
Ro = = = 29,91
1+0,0003.(10 - 0) 1+0,003

R65 = Ro (1 +  .t ) = 29,91(1 + 0,0003. ( 65 − 0 ) ) = 30,49

Voorbeeld 2: Een geleider van zink heeft bij 20C, een weerstand van 18 Ω.
De doorsnede is 6 mm².
20 = 0,06.10−6 m
 = 0,0039C −1 .
Berekende lengte ervan en de weerstand bij 60C.

R20 . A 18.0, 000006m2


L= . = 1800 m
20 0, 06.10−6 m

(1+ .60) (1+0,0039.60)


R60 = R 20 . = 18. = 20,605
(1+ .20) (1+0,0039.20)

Voorbeeld 3: We berekenen de weerstand van een koperen geleider van 2,5.10-3m


dikte en 200 m lengte bij 60°C.

Oppervlakte of sectie van de geleider:

d2
A= = 4,9.10−6 m2
4

De weerstand van de geleider bij 0°C:

0 .l 0, 016.10−6.200
R0 = = = 0, 653
A 4,9.10−6

Rt = R0 1 +  .t 

R60 = R0 1 + 0,004.60 = 0,809

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 8


3. Serieschakeling van weerstanden

3.1 Basiseigenschappen serieschakeling

I I
R1 R2 R3 Rv

U1 U2 U3 U

I
- = I
-

+
+

U U

Fig. 4 Fig. 5

Er loopt in een onvertakte geleider een bepaalde stroom.


Deze stroom heeft dan in elke doorsnede van de geleider dezelfde waarde.
Indien dit zo niet zou zijn, zou er op bepaalde plaatsen een opéénhoping van lading moeten
optreden en dit zou in strijd zijn met de wet van Coulomb.

De elektrische stroom is in dit opzicht heel goed te vergelijken met een niet samendrukbare
vloeistof door een buis: aan de ene kant van de buis komt er per minuut evenveel liter water uit
als er aan de andere kant ingaat.

In fig.4 is een serieschakeling getekend van een geleider met weerstand R1 , een geleider met
weerstand R2 en een geleider met weerstand R3 Door alle geleiders en weerstanden vloeit
dezelfde stroom I.
Het vervangingsequivalent schema zien we in fig.5.

Volgens de Wet van Ohm kunnen we hier stellen dat:


U1 = R1 .I
U 2 = R2 .I
U 3 = R3 .I

De wet van behoud van energie stelt dat (2de wet van Kirchhoff)
U = U1 + U 2 + U3
U = I .R1 + I .R2 + I .R3
U = I . ( R1 + R2 + R3 )

We zien in figuur 2.3, volgens de wet van Ohm:


U = I. Rv
JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 9
Hieruit volgt:
R v = R1 + R 2 + R 3

Algemeen kunnen we stellen dat:

De vervangingsweerstand van n in serie geschakelde weerstanden is gelijk aan de som


van de n oorspronkelijke weerstanden
Rv =  k Rk

De totale spanning van de serieschakeling is gelijk aan de som van de deelspanningen.

U = k Uk

De stroom in de serieschakeling is overal gelijk.

3.2 Opmerkingen:

Vergeet niet dat elke weerstand, bij serieschakelingen, ook nog gekenmerkt wordt door de
maximumwaarde van de stroomsterkte.
Indien deze maximum waarde overschreden wordt, zal het Joule-effect R.I² een veel te grote
verwarming tot gevolg hebben, waardoor de weerstand doorbrandt.

We kunnen algemeen stellen dat bij een serieschakeling van weerstanden de stroomsterkte door
de weerstanden kleiner (of maximaal) gelijk is aan de kleinst toegelaten nominale stroom.

De vervangweerstand van een serieschakeling zal altijd groter zijn dan de grootste individuele
weerstand uit de serieschakeling.

3.3 Toepassing : spanningsdeler


U
U 1 = R1. en U1 = R1.I
I R1 + R 2
R1 R2
U1 U2 R1
Hieruit volgt dat: U 1 = U.
R1 + R 2

U
Algemeen:
Rx
Fig. 6 U x = U.
R tot

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 10


4. Parallelschakeling van weerstanden

4.1 Basiseigenschappen parallelschakeling.


I
I1 I2 I3 Rv
I
U
+
U1 R1 U2 R2 U3 R3
U

-
= I
-

+
U

Fig. 11 Fig. 12

Uit de wet van Ohm volgt onmiddellijk:


U U U
I1= I2= I3=
R1 R2 R3

Omdat zich nergens lading kan verzamelen kunnen we stellen dat:


I = I1 + I 2 + I3 (1ste wet van Kirchhoff)

We vinden aldus:
1 1 1
I = U .( + + )
R1 R 2 R 3

Vergelijken we deze formule met de wet van Ohm toegepast op fig.12


1 1 1 1
= + +
R v R1 R 2 R 3

Algemeen geldt:

De reciproque waarde van de vervangingsweerstand van n parallel geschakelde


weerstanden is gelijk aan de som van de reciproque waarden van n oorspronkelijke
weerstanden.
1 1
= k
R tot Rk

Opmerking: voor n = 2 kunnen we zeggen dat de algemene formule te herleiden is tot


R1.R 2 = Pr odukt
Rv =
R1 + R 2 Som

Bij parallelschakeling van weerstanden is de spanning over elke weerstand dezelfde.


JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 11
De som van de deelstromen is gelijk aan de totale stroom.
I = k Ik

4.2 Stroomdeler

In de schakeling volgens fig.11 geldt:

E 1 I
I1= , hieruit volgt I 1 = .
R1 R1 1 1 1
+ +
R1 R2 R3

1 1 1
Stel G1 = G2 = G3 =
R1 R2 R3
We vinden nu:
G1
I 1 = I.
G1 + G 2 + G 3

Algemeen:

Gx
I x = I.
G tot

Opmerking: Voor 2 parallel geschakelde weerstanden vinden we volgende formule

R2
I1 = I .
( R1 + R2 )

Fig. 13

(Belangrijke opmerking : de structuur van deze laatste formule doet sterk denken aan de
algemene formule van de spanningsdeler geldig voor een onbeperkt aantal weerstanden.
Bemerk echter dat voor de stroom I1, in de teller van de breuk R2 staat en niet R1. Bemerk ook
dat de bovenstaande formule enkel geldig is voor 2 weerstanden parallell.)

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 12


5. Gemengde schakeling van weerstanden

Weerstanden zijn in een gemengde schakeling opgesteld indien zowel serie als
parallelschakelingen in het netwerk opgenomen zijn.
Een uitgewerkt voorbeeld is hieronder opgenomen. We merken een combinatie van serie- en
parallelschakelingen, waarbij we de totale schakeling opsplitsen in kleinere delen. Na
samenvoegen van de deeloplossingen komen we tot een eindresultaat.

Bepaal de vervangingsweerstand tussen punten A et B van deze schakeling:


Met
R1 : 10 Ω
R2 : 20 Ω
R3 : 20 Ω
R4 : 60 Ω
R5 : 34 Ω
R6 : 40 Ω
R7 : 40 Ω
R8 : 14 Ω

Fig. 14

Bovenste tak vereenvoudigen


Eerst seriekring gevormd door R2 en R3, R2 + R3 = 20  + 20  = 40  = R23
vervolgens dit resultaat in parallel met (R2+R3)//R4 = R23 // 60  =40  // 60  = 24  = R234
R4, ((R2+R3)//R4 )+ R1 = R234 + R1 = 24  + 10  = 34  =
tenslotte dit resultaat in serie met R1. R1234

Middenste tak Geen R5 = 34 


vereenvoudiging mogelijk

Onderste tak vereenvoudigen R6//R7 = 40  + 40  = 20  = R67


Eerst R6 en R7 parallel, R67 + R8 = 20  + 14  = 34  = R678
dan dit resultaat in serie met R8.

Tot slot de drie parallelle takken uitrekenen


R1234 // R5 // R678 = 34  // 34  //34  // = 11,33 

Als extra oefening kan je tenslotte alle spanningen en stromen berekenen als je een spanning
van 340 V aanlegt over de bovenstaande schakeling. Duid alle spannings- en stroompijlen
correct aan, zoek enkele controles voor je bekomen resultaten op basis van de
eiegenschappen van serie- en parallelschakeling, bereken de potentiaal op verschillende
plaatsen in de schakeling en maak ook hier enkele controles.
(Enkele antwoorden : I6 = 5A, I7 = 5A, I4 = 6,67A, I2 = 3,33A, ….)
JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 13
6. Voorschakelweerstand en regelbare weerstand

6.1 Voorschakelweerstand

Een voorschakelweerstand kan gebruikt worden om de spanning over een component te


verminderen, in die zin is het een toepassing van een serieschakeling als spanningsdeler zoals
hiervoor besproken.

Het is een eenvoudige manier om de spanning over een component aan te passen, maar
energetisch gezien niet de meest elegante manier gezien de voorschakelweerstand zelf ook
vermogen opwekt dat niet benut wordt.

6.2 Regelbare weerstand

Een potentiometer is een (traploos) regelbare weerstand. De potentiometer beschikt over drie
aansluitklemmen. Tussen de buitenste klemmen meet je steeds de volledige weerstand, tussen
de middenste klem en een van de buitenste klemmen kan je de weerstand instellen.

Een regelbare weerstand kan ook benoemd worden als reostaat of schuifweerstand.

Symbool regelbare weerstand

Hieronder zie je een schematische voorstelling van een regelweerstand met totale waarde Rp,
die tussen de buitenste klemmen en de middenste regelklem (met pijl) respectievelijk de
weerstandswaarden R1 en R2 heeft. (R1 en R2 zijn dus wijzigbaar maar hebben als som altijd
Rp).
In onderstaand voorbeeldschema kan van een vaste spanning U een regelbare spanning Ub
over R2 gemaakt worden door de grootte van R2 te wijzigen. (Als voorbeeld, andere
toepassingen zijn ook mogelijk).

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 14


7. Oefeningen

Reeks A (wet van Pouillet – temp. Invloed)

1. Bereken de weerstand van een rol koperdraad van 100 m van respectievelijk 1,5 mm² en
2,5mm² bij 20°C.
Antwoord: 1,187 Ω en 0,712 Ω
2. Twee aluminium geleiders van 10 mm² van 0,7 km worden kortgesloten (-vormen dus een
lus-) op een spanning van 400V, bereken de kortsluistroom.
Antwoord: 102,0 A
3. Door een ijzerdraad loopt een stroom van 1,25 A met een spanning van 100 V. De
bedrijfstemperatuur is 40°C. Hoe groot zal de stroomsterkte zijn indien we de draad
verwarmen tot een temperatuur van 80°C?
Antwoord: 1,0845 A
4. De veldwikkeling van een generator bestaat uit een koperdraad en heeft bij 22°C een
weerstand van 84 Ω. Gedurende het bedrijf wordt de wikkeling warmer, zodat de weerstand
92 Ω wordt. Welke temperatuur heeft het anker aangenomen?
Antwoord: 47,9°C

Reeks B (serie)

1. Voor de verlichting van een kerstboom worden 10 gelijke lampjes na elkaar geschakeld
(serie). Als het spanningsverschil aan de uiteinden 220 V bedraagt, is de stroomsterkte 0,1 A.
Hoe groot is de weerstand van elk lampje? Op welke spanning brandt elk lampje?
Antwoord: 22V - 220Ω

2. Voor de verlichting van een kerstboom worden 10 gelijke lampjes achter elkaar geschakeld.
Als het spanningsverschil aan de uiteinden 230 V bedraagt, is de stroomsterkte 0,1 A. Hoe
groot is de weerstand van elk lampje? Op welke spanning brandt dan elk lampje?
Antwoord: 230 Ω – 23 V

3. Drie weerstanden, respectievelijk 13, 14 en 17  zijn in serie geschakeld en aangesloten op


een spanning van 220 V. Bereken de spanningsverliezen in elke weerstand.
Antwoord: 65 V – 70 V – 85 V

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 15


4. In een kelder heeft men een lamp gemonteerd, welke bij 222 V een stroom doorlaat van 0,15
A. Om te controleren of deze lamp al dan niet brandt heeft men buiten de kelder een lampje in
serie geschakeld. Op dit verklikkerlampje staat aangegeven dat het bij 4 V 0,2 A verbruikt.
Bereken:
a) de stroomsterkte
b) het spanningsverlies in het verklikkerlampje
c) de spanning waarop de lamp in de kelder brandt als de netspanning 222 V is.
Antwoord:0,148 A – 2,96 V – 219 V (Rtot= 1500Ω)

5. Twee weerstanden zijn in serie geschakeld tussen twee punten met een spanning van 108 V.
De spanning over R2 (11 Ω) bedraagt 33 v. Bereken R1 en de stroomsterkte door de keten.
Antwoord: 25 Ω - 3 A

6. Vijf weerstanden, respectievelijk 4 – 5,5 – 7 – 8,5 en 10 Ω zijn in serie geschakeld. De A –


meter duidt een stroom aan van 3 A. Bereken: de waarde van de deelspanningen, de totale
spanning, het vermogen in elke weerstand.
Antwoord: 12 V – 16,5 V – 21 V – 25,5 V – 30 V – 105 V – 36 W – 49,5 W – 63 W – 76,5 W – 90 W

7. Drie weerstanden met volgende eigenschappen staan in serie:


R1 = 150 − 50mA R2 = 100 − 75mA R3 = 10 − 1A
Welke spanning mag men over de volledige keten aanleggen?
Bereken de spanningsverdeling.
Antwoord: 13 V – 7,5 V – 0,5 V – 5 V

8. Vier weerstanden staan in serie op een spanning van 150 V.


R1 = 18
R2 :10m constantaan met 0,1mm2 doorsnede
R3 : lamp van 25 W opgenomen vermogen
R4 : onbekend
De spanning aan de klemmen van de tweede weerstand is 10 V. Bereken: R4 , R3 , R2 , de
stroomsterkte, de vervangingsweerstand en het totaal ontwikkeld vermogen.
Antwoord: 57 Ω - 625 Ω - 50 Ω - 0,2 A – 750 Ω - 30 W

9. Twee weerstanden (R1 = 180 Ω - 1 W en R2 180 Ω - 2W) zijn in serie geschakeld. Hoe groot
mag de aangelegde spanning over beide weerstanden maximaal zijn ?
Antwoord: 26,8 V

10. Vier weerstanden van respectievelijk 4 – 6 – 10 –12  zijn in serie geschakeld over een
spanningsbron van 230V. Hoe groot is de stroom door elke weerstand, hoe groot is de
spanning over elke weerstand ? Controleer je resultaat. Maak een schema met aanduiding van
spanning- en stroompijlen.
Antwoord : 7,187 A

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 16


11. Drie weerstanden van 8M zijn in serie geschakeld over een spanningsbron van 120V. Hoe
groot is de stroom door elke weerstand, hoe groot is de spanning over elke weerstand ?
Antwoord : 3 x 40 V – 5 µA

12. Een verbruiker met een weerstand van 120 is in serie geschakeld met een
voorschakelweerstand van 30. Over de verbruiker meten we een spanning van 48V.
Bereken stroomsterkte, bronspanning en vervangweerstand. Teken zowel het volledige
schema als het vervangschema. Breng alle symbolen duidelijk aan.
Antwoord : 150 Ω - 0,4 A – 60 V

13. Een gloeilampje van 5W is ontworpen om op 12V te werken. Je beschikt echter enkele over
een niet regelbare spanningsbron van 30V. Welke voorschakelweerstand heb je nodig om in
serie met de lamp te schakelen. Wat zal de stroom door de lamp zijn ?
Antwoord : 43,2 Ω - 0,417 A

14. Ontwerp een kerstverlichting met lampjes van 5V-4W in serie. Het snoer moet worden
aangesloten op een spanning van 230V. Hoeveel lampjes heb je nodig ? Wat is het
opgenomen vermogen van het snoer ? Wat is het grote nadeel van dit soort kerstverlichting ?
Antwoord : 46 lampen - 184 W

Reeks C (parallel)

1. Een stroom verdeelt zich over twee takken, één van 2 , waarin de stroomsterkte 6 A is en
één van 3 . Hoe sterk is de stroom in de tak van 3  en hoe sterk is de onvertakte stroom ?
Antwoord: 4 A – 10 A

2. Een stroom van 8 A verdeelt zich in twee takken, waarvan de ene 3  weerstand heeft, terwijl
door de andere tak een stroom van 2 A gaat. Hoe groot is de weerstand in de tweede tak?
Antwoord: 9Ω

3. Door een draad gaat een stroom van 4 A. Tussen twee punten A en B bestaat er dan een
potentiaalverschil van 8 V. Vervolgens worden A en B verbonden door een paralleldraad van
3  terwijl gezorgd wordt dat de onvertakte stroom 4 A blijft. Hoe groot is nu het
potentiaalverschil tussen A en B?
Antwoord: 4,8 V

4. Twee weerstanden (R1 = 180 Ω - 1 W en R2 180 Ω - 2W) zijn parallel geschakeld. Hoe groot
mag de aangelegde spanning over beide weerstanden maximaal zijn ?
Antwoord: 13,4 V

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 17


5. Drie weerstanden zijn parallel geschakeld R1 = 2k, R2 = 4k, R3 = 8k. De bronspanning
bedraagt 24V.
Bereken alle stromen. Bereken Rv op twee manieren.
Antwoord : 1142 Ω

Vier weerstanden (R1=180, R2=0,12k, R3=60, R4=2*105m) zijn parallel geschakeld. Door R1
vloeit een stroom van 200mA. Teken het schema. Bereken alle stromen
6. en spanningen. Teken ook het vervangschema.
Antwoord : 1,28 A – 36 V

7. Twee weerstanden zijn parallel geschakeld op een spanning van 24V. De totale opgenomen
stroom bedraagt 250mA. R1=0,8k. Hoe groot is R2.
Antwoord : 109,09 Ω

8. Drie weerstanden van 90 zijn parallel geschakeld. De bronspanning bedraagt 27V. Bereken
de deelstromen, Itot, Ptot, Rv. Teken het vervangschema.
Antwoord : 0,9 A – 24,3 W - 30 Ω

9. Twee weerstanden van respectievelijk 500 en 275 zijn parallel geschakeld. Bij een
bronspanning van 110V wil men een totaal opgenomen stroom van 1A bereiken. Hoe groot
moet een derde parallel geschakelde weerstand zijn om dit te bereiken ? Controleer je
resultaat.
Antwoord : ≈290 Ω

10. Drie weerstanden zijn in parallel geschakeld. De eerste weerstand R1= 8M. In de tweede
weerstand R2 wordt een vermogen van 36mW ontwikkeld. In de derde weerstand R3 vloeit
een stroom van 50A.
De bronspanning bedraagt 12V. Bereken R1, R2, R3, Itot en het totaal ontwikkeld vermogen.
Antwoord : 36,618 mW

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 18


Reeks D (gemengd)

1. Bereken alle stromen en spanningen in onderstaande schakeling.

I1

R2 R3
E = 50 V
6 3

I2 I3
R1 3 

Antwoord: 10A – 3,3A – 6,6A – 30V – 20V – 20V

2. Bereken alles stromen en spanningen uit onderstaand schema. Bepaal eveneens Uab.
R1 R2 =6 

a
6,4  R3 = 3 

E = 20 V
R4 = 8 
b

R5 =12 

Antwoord: 20Ω - 1A – 0,266 A – 0,533A – 0,2A – 1,6V

3. Op een DC-voeding sluit men de volgende verbruikers aan:


a) een kerstboomverlichting van 20 lampjes in serie elk met een vermogen van 2 W onder een
spanning van 10 V
b) een luchter met 15 lampen van 25 W – 200 V in parallel
c) een verwarmingselement van 500 W – 200 V
Bereken de vervangingsweerstand van de schakeling en de stroomsterkte die in het totaal
door de bron moet worden geleverd.
Antwoord: 43,715Ω – 4,575A

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 19


4. Bereken de klemspanning van de bron en de stroomsterkte door elke weerstand.
I2 R2 = 8

R1 = 16

I1 = 2A
I3
R3 = 32
E?

Antwoord: 44,8V – 2A – 1,6A – 0,4A

5. Indien de A-meter 1A en de V-meter 50 V aantoont, wat is dan de inwendige weerstand van


elk toestel?

Ra ? R2 = 12
R1 = 49 

Rv ?

63,2 V

Antwoord: 500Ω - 1Ω

6. De A-meter duid 0,25 A aan. Hoe groot is de klemspanning van de bron?


Ra = 2
R1 = 2,5 R2 = 28

R3 = 3

R5 = 8

E? R4 = 6

Antwoord: 10V

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 20


7. Bereken de waarde van de weerstand R indien er door R3 een stroom van 2,25 A vloeit.

R1 R2 R3

E = 30V
15 5 6,25

Antwoord: 2,65625Ω

8. Bereken de bronspanning als de V-meter 80 V aanduidt.

3R 2R 6R 4R

E?

Antwoord: 150V

9. Drie weerstanden zijn geschakeld volgens onderstaand schema. De bronspanning


bedraagt 48 V . Bereken:
a) de totale vervangingsweerstand
b) de stroomsterkte in elke weerstand
c) de spanningen over de weerstanden I2

R1 = 4
R2 = 10

I1

R3 = 15

Antwoord: 10Ω - 4,8A – 2,88A – 1,92A – 19,2V – 28,8 V

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 21


10. Bereken de bronspanning in volgend schema

R1 = 30 R2 = 20 R4 = 10 R6 = 10

I4 = 4A

R3 = 20 R5 = 40

E?

Antwoord: 320V

11. Welke spanning zal de V-meter aanduiden? (De niet vermelde weerstand is 35 Ω)

120 120

b
120

120 V

Antwoord: ± 32,91V

12. In volgende schakeling is de inwendige weerstand van de V-meter 3 k. De meter wijst
12 V aan. Bereken de bronspanning.

V
7,5

1k
E? 400

200

Antwoord: 15,6 V

JVG2019v4 Rtemp – serie – parallel - gemengd DC – H2 - 22

Potrebbero piacerti anche