Sei sulla pagina 1di 2

Deformatie Francesco Guicciardini

Francesco Guicciardini werd in 1483 geboren in Florence. Als we de historicus Sidney Alexander
mogen geloven was het een man die slechts één ding voor ogen had: een groot vermogen vergaren.
Als daarnaast ook een groot aanzien voor hem was weggelegd was dat meegenomen. Hij slaagde in
beide doelstellingen.

Het is hem gelukt dat fortuin bij leven te vergaren en van dichtbij het machtsspel in het Italië van
rond de eeuwwisseling gade te slaan en er deel van uit te maken. Hij was niet bepaald godvrezend en
schreef zelf ooit - ondanks dat hij in zijn leven in dienst stond van liefst drie pausen - dat hij begrip
had voor en kon houden van Maarten Luther. Een opmerkelijk standpunt voor die tijd in het
katholieke Italië. Hij werd dankzij zijn werk voor de Heilige Stoel uiteindelijk gouverneur van de
centraal Italiaanse provincie Romagna die onder pauselijk gezag stond en deel uitmaakte van de
pauselijke staten. Zijn vooraanstaande functie kwam met een gefortificeerd palazzo vol
kostbaarheden, zilver, wandtapijten, paarden en stallen en tientallen bedienden en soldaten. Als hij
de deur uitging werd hij door honderd, soms wel honderdvijftig soldaten te paard vergezeld. Hij
schreef als de vleesgeworden Narcissus over zichzelf in de derde persoon: ‘Gezien de belangrijkheid
van de zaken waarmee hij bezig is en de bijna ongelimiteerde macht die hem door de paus is
toebedeeld; gezien het grote domein dat onder zijn hoede staat; gezien zijn hofhouding en algehele
manier van doen, zou je denken met een prins van een groot rijk te maken te hebben.’

Kortom hij was ‘full of himself’. Groot moet dan ook de teleurstelling zijn geweest toen zijn situatie in
1537 verslechterde door de veranderende politieke verhoudingen in Italië. Hij werd op 55-jarige
leeftijd vrij ruw aan de kant geschoven en is – net zoals zijn plaatsgenoot Machiavelli dat in 1513
deed na zijn verwijdering uit het centrum van de macht – weer gaan schrijven. Schreef hij voor 1537
al de Historia di Firenze; nu, met al zijn nieuwe ervaringen achter de kiezen, herschreef hij dit boek
tot wat uiteindelijk La Historia di Italia is geworden. Zelf heeft hij zijn werk nooit zo genoemd maar
toen het na zijn dood in 1561 werd gepubliceerd droeg het wel degelijk die naam. Hoe men echter
ook zijn best doet om dit verslag als een ware biografie van het Italië neer te zetten, feit blijft dat
Guicciardini echter veel meer zijn eigen visie op de gebeurtenissen geeft, dan dat hij een onpartijdig
historisch verantwoord verslag heeft geschreven.

Zoals vrijwel alle Italianen uit die tijd was hij Francesco rabiaat xenofoob. Het mooiste voorbeeld van
xenofobie uit die tijd vind ik wel dit verhaal. Toen Lorenzo ‘Il Magnifico’ de Medici begin 1469 het
voornemen kenbaar maakte om te trouwen met Clarice Orsini, werd daar flink tegen geprotesteerd
in Florence. Waarom kon de zoon van Cosimo niet netjes met een Florentijnse trouwen inplaats van
met een buitenlander? Was de vraag van de bevolking. Clarice kwam uit Rome waar de baronale
familie Orsini het in grote delen van de eeuwige stad voor het zeggen had…

Als iedereen in Italië die geen inwoner van dezelfde stadsstaat is al gezien wordt als buitenlands, dan
kun je je voorstellen hoe er gedacht werd over buitenlanders uit Spanje, Frankrijk of het Roomse
keizerrijk.

Guicciardini begint zijn Historia met het jaar 1490. Hij zelf is dan zeven jaar oud maar toch ‘weet’ hij
(twee jaar voor er een Spanjaard op de troon van Sint-Pieter komt te zitten) dat het nooit zo vredig
was als dat jaar en het jaar ervoor en erna. Alles was pais en vree. In gedachten hoor je de
vioolmuziek en kwetterende vogeltjes en zie je vlindertjes van bloem tot bloem vliegen in een grote
hemelse harmonie. Het is bijna lachwekkend als het niet zo triest zou zijn. Het is waar dat er in dat
jaar geen gedonder is tussen de grote spelers Milaan, Napels, Rome, Florence en Venetië. De eerste
drie hebben zelfs een pact dat ervoor zorgt dat de grootste speler Venetië geen gebiedsuitbreiding
op het vasteland van Italië zal krijgen. Iets beter kijkend vind je over heel Italië wel degelijk grotere
en kleinere brandhaarden. Er worden tussen de Colonna en Orsini als vanouds op verschillende
plekken te vuur en te zwaard oude geschillen uitgevochten. Bannelingen uit verschillende
stadsstaatjes zetten met hun roversbendes de boel op stelten en teisteren Italië. Bezoekers aan
Rome worden door vazallen van de baronnenfamilies beroofd of vermoord voor de schamele
bezittingen die ze meedragen. In het Vaticaan zit dan nog Innocentius VIII die alleen maar bezig is
bezittingen voor hem en zijn familie te regelen. Wat de Romeinse families elkaar allemaal ook
aandoen…het interesseert hem niet dus iedereen kan vrolijk zijn gang gaan.

Guicciardini begint zijn Historia dus zeer onterecht met vogeltjes, vlinders en violen om aldoende een
schrijnend contrast te scheppen met 1492. Dat is weliswaar het jaar waarin de wereld voorgoed
veranderd door de ‘ontdekking’ van Amerika. Voor Francesco is echter veel meer het rampjaar
waarin Lorenzo ´Il Magnifico´ de Medici van Florence én Paus Innocentius VII overlijden. Vervolgens
wordt Rodrigo Borgia paus Alexander VI. Een spanjaard!

Potrebbero piacerti anche