Sei sulla pagina 1di 59

INFO serie

Het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde


Studieverenigingen heeft vooral een dienende functie naar
leden en studieverenigingen toe. De infoserie is ook met dit
doei opgezet. Door middel van compact en vlot geschreven
boekjes moet de lezer zich snel in de materie in kunnen lezen.
Zo krijgt de lezer zicht in de problematiek en zicht op de visie van
de SGP. Bovendien beoogt de infoserie een bijdrage te
leveren aan de invulling van de studievereniging. Met behulp
van deze boekjes kunnen leden zich voorbereiden op, of een
onderwerp maken voor de verenigingsavond. Bovendien
worden er nog adviezen gegeven voor de invulling van de
avond zelf.
De infoserie is een uitgave van het Landelijk Verband van
Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen, en valt ook
onder haar verantwoordelijkheid. Reacties op de vorm en
inhoud zijn van harte welkom.
De info-katernen zijn te bestellen bij:
LVSGS/SG P-jongeren
Laan van Meerdervoort 165
2517 AZ 's-Gravenhage
070-456226/468688

DE FRANSE REVOLUTIE
drs. A. A. van der Schans

LANDELIJK VERBAND VAN STAATKUNDIG


GEREFORMEERDE STUDIEVERENIGINGEN
SGP-JONCEREN

sectie

Info Zaken

INHOUDSOPGAVE
Voorwoord

Inleiding

Hoofdstuk 1 De oude en de nieuwe revolutiegedachte


1.1. Wat is een revolutie?
1.2. De oude revolutiegedachte
1.3. De nieuwe revolutiesgedachte
1.4. Conclusie

Hoofdstuk 2 Achtergronden van de Franse Revolutie


2.1. De Franse samenleving vr de Franse Revolutie
2.1.1. Standenmaatschappi j
2.1.2. Absolutisme
2.1.3. Een nieuwe groep van rijk geworden
burgers
2.2. Oorzaken van de Franse Revolutie
2.2.1. Een nieuw geesteskiimaat
2.2.2. De aanval op het absolutisme en de idee
van de volkssoevereiniteit
2.2.3. Sociaal-economische spanningen
2.2.4. Bestuurlijke wanorde
Hoofdstuk 3 De Franse Revolutie
3.1. Een dreigend staatsbankroet
3.2. De Staten-Generaal bijeen
3.3. De bestorming van de Bastille
3.4. De verklaring van de Rechten van de Mens en de
Burger
3.5. Een grondwet en de vlucht van de koning
3.6. De radicale fase van de revolutie
3.7. Frankrijk wordt een republiek, de koning onder
de guillotine
3.8. "Het Schrikbewind"
3.9. Het einde van "Het Schrikbewind"
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Franse Revolutie
4.1. Vergeefse revolutie?
4.2. Napoleon
4.3. Bestuur
4.4. Wetgeving en rechtspraak
4.5. Economie en belastingen

9
10
li
13
15
16
17
19
20
21
22
23
25
26
28
29
30
31
33
35

4.6. De scheiding van kerk en staat


4.7. De moderne ideologie
4.8. De gevolgen van de Franse Revolutie voor
Nederland
Hoofdstuk 5 Interpretaties van de Franse Revolutie
5.1. Een snel oordeel
5.2. Een Babylonische spraakverwarring
5.3. Een oordeel van een tijdgenoot
5.4. De Franse Revolutie als symptoom en onderdeel
van een groter proces
5.5. De liberale of burgerlijke visie op de Franse
Revolutie
5.6. De marxistische interpretatie van de Franse
Revolutie
5.7. De Franse Revolutie en het conservatisme

36
37
38
41
42
43
44
46

Hoofdstuk 6 De SGP, Groen en de Franse Revolutie


6.1. De SGP en de Franse Revolutie
6.2. Groen en zijn "Ongeloof en Revolutie"
6.3. Anti-revolutionair en Contra-revolutionair
6.4. Wat moet de SGP met de erfenis van de Franse
Revolutie?
6.5. De triomf van het zelfbeschikkingsrecht
6.6. Het antwoord van de SGP

47

52
53

Geraadpleegde literatuur

55

49
50

VOORWOORD
We herdenken dit jaar dat 200 jaar geleden de Franse Revolutie
uitbrak. Immers 1789 vormde het hoogtepunt van een aantal
gebeurtenissen die we samen de Franse Revolutie zijn gaan
noemen. Temidden van vele tentoonstellingen en een grote stroom
aan publicaties over dit onderwerp in dit herdenkingsjaar wil de
jongerenorganisatie van de SGP, het LVSGS, ook haar bescheiden,
doch besliste geluid hierover laten horen. Het is te begrijpen
dat de jongerenorganisatie van de SGP wat moeite heeft om in het
kader van de Franse Revolutie te spreken van "herdenken" en van
"hoogtepunten". We kunnen de Franse Revolutie niet los zien van
de enorme secularisatie die zich in ons werelddeel voordoet. De
Franse Revolutie betekent een dieptepunt in het langdurig proces
van het loslaten van Gods geboden door individu en samenleving.
Wat daarvan de gevolgen zijn kunnen we om ons heen zien. De SGP
wil publiekelijk oproepen om ook in het staatkundig leven de
geboden Gods onvoorwaardelijk te gehoorzamen.
In deze brochure wordt na een inleidend hoofdstuk ingegaan op
het nieuwe element in de Franse Revolutie, namelijk het
veranderde revolutiebegrip. Vervolgens worden de achtergronden
en de Franse Revolutie zlf beschreven. Hoofdstuk 4 handelt over
de gevolgen van de Franse Revolutie. De hoofdstukken 5 en 6 gaan
over de verschillende visies op de Franse Revolutie in het
algemeen en de visie van de SGP hierop in het bijzonder. Deze
visie is onlosmakelijk verbonden met het belijden van de
christen-staatsman Groen van Prinsterer.
De Franse Revolutie is in deze brochure niet speciaal met het
oog op Nederland geschreven. Wel wordt in enkele paragrafen
afzonderlijk aandacht aan Nederland besteed.
In navolging van velen heb ik tot op zekere grens de publicaties
van anderen over dit onderwerp geraadpleegd. Uit de
literatuurlijst blijkt welke dat zijn. Het is te hopen dat deze
brochure bij mag dragen aan een juist zicht op het ontstaan van
de Franse Revolutie en de gevolgen ervan voor
onze tijd.
Dit (in)zicht is onmisbaar voor iedereen die
de tijdgeest wil verstaan en tot een
verantwoorde politieke keuze wil komen.
drs. A.A. v.d. Schans

INLEIDING
Het is in de vroege morgen van de 14e juli 1789. Het is een
drukte van belang in de straten van Parijs. Duizenden
Parijzenaren zijn op de been. De kreet "Te wapen" klinkt uit
honderden kelen. "Wapens, we moeten wapens". Parijzenaars,
slecht gekleed, met van haat vervulde blikken joelen door de
sloppen en stegen. Alles wat men voor barricades nodig denkt te
hebben zoals vaten, aarde, plavuizen, stenen en dergelijke wordt
meegesleept. De woedende menigte is niet meer te stuiten. Alle
opgekropte emoties van de laatste maanden zoeken een uitweg.
Kokardes - van rood en blauw - sieren de borsten en de hoeden
van het gepeupel. Stenen suizen door de lucht. Zoals een rivier
door haar bedding stroomt, stroomt de op drift geslagen massa
door de Parijse straten. Bij het stadhuis eist de menigte
wapens. Uit een koninklijk museum worden harnassen en helmen
onder gejuich naar buiten gesleept. Bij het Hotel des Invalides,
waar een wapenarsenaal is, maken de oproerkraaiers 28.000
geweren en 28 kanonnen buit. Opeens klinkt de kreet: "Op naar de
Bastille!". Ergens in de woelige straten van Parijs heeft een
gedeserteerde soldaat, een haveloos geklede vrouw of een oude
man die kreet het eerst uitgeroepen. Een kokend en zinderend
Parijs begeeft zich op weg naar de Bastille: uit alle straten en
uithoeken marcheert men mee; vol vuur om de vrijheid fanatiek
met felle daden te demonstreren. Men duwt kanonnen mee, sjouwt
met geweren. Advocaten, deftige heren met pruiken, uitgehongerde
stakkers in lompen, soldaten en handwerkslieden trekken
eensgezind op. De Bastille, een vesting die dienst doet als
gevangenis, is ht symbool van de meedogenloze onderdrukking van
het gewone volk. De Launey, de commandant, verdedigt met 32
invaliden en 32 Zwitsers deze staatsgevangenis. De Bastille
heeft weliswaar 2 meter dikke muren, kruit en kanonnen, maar
slechts voor n dag levensmiddelen. Buiten klinkt het getier en
gevloek van de massa. Kanonskogels vliegen reeds tegen de muren.
De felheid neemt toe. Tachtig burgers zijn al dodelijk
getroffen. Nog zwelt de razernij aan. De Launey loopt
vertwijfeld heen en weer. Tenslotte ziet hij geen andere
oplossing meer dan overgave. Vrije aftocht voor de gehele
bezetting wordt gegarandeerd. Dan zakt langzaam de ophaalbrug
neer en worden zware poorten geopend. Een oorverdovend gejuich
breekt los. De Bastille is gevallen...
Symboolwerking

De 14e juli wordt in Frankrijk nog steeds als een nationale


6

De dag van de bestorming van de Bastille, 14 juli 1789, is nu de nationale feestdag van Frankrijk. De oude burcht
was geen belangrijk gebouw, de val ervan was wel belangrijk, want de volksmassa werd zich haar kracht bewust.

feestdag gevierd. De val van de Bastille gold en geldt ook nu


nog als ht symbool van de Franse Revolutie. Bij nadere
beschouwing valt echter niet vol te houden dat de revolutie met
de val van de Bastille begint. Het gebeuren heeft veel meer een
symboolwerking dan de betekenis van een werkelijke omwenteling.
Op de 14e juli zaten er in de Bastille slechts zeven personen
gevangen en alle zeven waren "gewone" misdadigers.
Belangrijker dan de aanleiding zijn de oorzaken van de Franse
Revolutie. Hoe kon de Franse Revolutie ontstaan en wat verstaan
we eigenlijk onder een revolutie?

DE OUDE EN DE NIEUWE REVOLUTIEGEDACHTE

De Franse Revolutie geldt als de eerste echte en bewuste


revolutie. Velen van de latere revolutionairen beschouwen de
Franse Revolutie als ht grote voorbeeld. Met de Franse
Revolutie en de opkcmst van de industrile samenleving breekt de
moderne tijd aan. De ideologie van de moderne wereld dringt door
de Franse Revolutie de Europese landen binnen. Maar wat is nu
het wezen van een revolutie in het algemeen en van de Franse
Revolutie in het bijzonder?
1.1.

Wat is een revolutie?

Een revolutie is een grote verandering in een gelaagde


samenleving die in korte tijd plaatsvindt. De macht gaat
hierbij meestal met geweld van de ene bevolkingsgroep op de
andere over en er vinden belangrijke wijzigingen in de
gelaagdheid van de samenleving plaats. Een revolutionaire
beweging wil dus op politiek en maatschappelijk gebied de
bestaande orde omverwerpen. Deze vernieuwing wordt steeds
ideologisch gemotiveerd. Een revolutie betekent meestal een
opzettelijke breuk met de historisch gegroeide
werkelijkheid. Men wordt bij een revolutie geleid door een
bepaald ideaal en een bepaalde verwachting die verder
strekt dan alleen de eigen tijd. Een revolutie moet dus
duidelijk onderscheiden worden van een opstand of
staatsgreep, waarbij alleen het gezag over het land van de
ene groep op de andere overgaat, maar waarbij er voor de
mensen niets of weinig verandert.
1.2.

De oude revolutiegedachte

In de Middeleeuwen zijn er tientallen opstanden geweest.


Meestal waren het spontane woede-uitbarstingen van het
hongerende, door de adel onderdrukte en uitgebuite volk.
Het waren veelal schermutselingen om een homp brood of een
kruik jenever. Deze opstanden hadden geen politiek
perspectief. Er was geen sprake van een ideaal van een
nieuwe sociale orde. De bestaande orde was door God
ingesteld en in het algemeen stond de middeleeuwer
wantrouwend tegenover elke gedachte van wat wij een
structuurverandering noemen. Natuurlijk was er ook in de
Middeleeuwen verzet tegen onrechtvaardige heersers. Verzet
hiertegen was gerechtvaardigd omdat deze "tirannen" zelf de
Goddelijke orde aantastten. In deze gevallen ging het om
terugkeer tot het "oude recht", om handhaving van de
8

situatie zoals die ook historisch gegroeid was. Terug naar


de situatie van vroeger was het parool van alle
"opstandelingen", terug naar het verleden toen alles beter
was. Te denken valt hierbij aan het hervormingsstreven van
geestelijken en bewegingen in de Middeleeuwen die kritiek
uitoefenden op de groeiende macht en rijkdom van de kerk.
De oude (oudste) Kerk met haar eenvoud en apostolische
armoede diende hierbij tot voorbeeld. We zien dat een
economische crisis in deze tijd vaak religieus vertaald
wordt. De boerenopstand(en) onder leiding van Thomas Mnzer '
en het optreden van de Wederdopers zijn hiervan
voorbeelden.
Dit teruggrijpen op vroeger, het verlangen naar herstel, is
ook kenmerkend voor de Renaissance en de Reformatie. Het
voorvoegsel re-betekent immers terug. Terug naar de
Klassieke Oudheid en terug naar de Bijbel. In astronomische
zin wordt met revolutie de regelmatige omwenteling van de
hemellichamen bedoeld.
In de Tachtigjarige oorlog overheerst ook het verlangen
tot, zeker in de beginfase, het terugkeren naar het goede
van weleer. In de rechtvaardiging van de opstand doet men
telkens een beroep op de oude, door de koning bezworen
privileges en rechten. Men verdedigt de historische rechten
van de gewestelijke staten.
De strijd van het Engelse Parlement tegen Karei I heeft
hetzelfde karakter. Een verzet tegen de vorst omdat hij
oude rechten niet ontziet. En onze eigen Willem III maakt
de overtocht naar Engeland om de oude rechtsorde, namelijk
de rechten van het Parlement, te herstellen.
Niet anders is de strijd in Frankrijk waar de
Staten-Generaal, als de vertegenwoordiging van de standen,
er als steeds op uit is, de regering onder haar toezicht te
stellen. Juist de versterking van de koninklijke macht het absolutisme - waardoor de Staten-Generaal 175 jaar niet
bij elkaar zou komen - maakt de reactie op het einde van de
18e eeuw des te heftiger. Samenvattend zien we dat alle
opstanden tot de 18e eeuw niet werkelijk iets nieuws
brengen. De bestaande orde als zodanig wordt goed geacht,
men verzet zich tegen de aantasting van de in het verleden
verkregen rechten.
1.3.

De nieuwe revolutiegedachte

De 18e eeuw verstoort dit beeld. Zij brengt op geestelijk


terrein een grote en ingrijpende omkeer, die mede het
9

fundament zal vormen voor een levensgevoel en een


denkwereld, waarin de mens bevrijd is van alle bevoogding.
De 18e eeuw, de eeuw van de Verlichting, draagt in
geestelijk opzicht de bouwstenen aan voor het moderne
denken, dat zo kenmerkend is geworden voor de huidige
cultuur. Wat is nu het wezenlijke van dit nieuwe denken?
Vfel, de blik van de Verlichtingsfilosofen is niet langer op
het verleden, maar op de toekomst gericht. Het leven hier
op aarde is bij het licht der rede te vervolmaken.
Tot de 18e eeuw heeft het Christendom de Europese cultuur
bepaald, het heeft het menselijk bestaan alleen bestemming
willen geven in het licht van Gods bedoelingen, hoe dan ook
te verstaan. Het volstrekt nieuwe van de 18e eeuw is de
"idea of progress". Dit vooruitgangsgeloof is tot op de dag
van vandaag ondanks al zijn ups en downs en ondanks alle
kritische kanttekeningen en reacties een telkens
terugkerende (grond)gedachte in onze Westerse beschaving
gebleven. Dit betekende tevens het ontstaan van een andere
en daardoor nieuwe revolutiegedachte. De kern van deze
nieuwe revolutiegedachte is dat het begrip revolutie
verbonden is met de toekomst. Niet langer terug, maar
vooruit, luidt het parool. Hier op aarde is reeds vrijheid
en mondigheid te realiseren. Verlichtingsfilosofen beperken
dit nieuwe vrijheidsideaal niet tot het persoonlijke, zoals
de Renaissance dat gedaan had, maar breiden het uit tot een
publieke zaak. De mensheid kan zelf een nieuwe wereld
scheppen die de volmaaktste is van alle werelden. Wanneer,
zoals straks met de Franse Revolutie, deze revolutie der
geesten samen gaat vallen met diepingrijpende
sociaal-economische structuurveranderingen ontstaat de
hedendaagse revolutie(gedachte). Totaal nieuw hierbij is de
ontwikkeling, dat het grauw, het plebs niet meer stil te
krijgen is met de vervulling van de meest elementaire
levensbehoeften. In de politieke of sociale revolutie heeft
de massa een perspectief voor ogen dat verder reikt dan de
leniging van de nood van vandaag. De revolutie tilt de
heffe des volks uit haar laag waarin ze geboren en waarvoor
ze derhalve ook bestemd was.
1.4.

Conclusie

De Franse Revolutie is een nieuwe revolutie, omdat hier


werd afgerekend met de oude maatschappelijke orde en de
daarbij behorende manier van leven en denken. Er breekt een
nieuwe tijd aan met een andere maatschappelijke orde en een
andere manier van denken en leven.
10

ACHTERGRONDEN VAN DE FRANSE REVOLUTIE

2.1.

De Franse samenleving vr de Franse Revolutie

Frankrijk is in de 18e eeuw de machtigste staat van Europa


met de meeste inwoners op Rusland na.
Met een inwonertal van bijna 25 miljoen mensen in 1789, is
n op de vijf Europeanen Fransman.
Onder het Franse volk is de nationale eenheid van alle
volken van Europa het verst voortgeschreden.
De centralisatie van bestuursinstellingen en
administratieve procedures is in Frankrijk het verste
gevorderd. Frankrijk is onder Lodewijk XIV het rijkste land
van Europa geworden. De oorzaak van de Franse Revolutie
moet naast algemene Europese toestanden, ook gezocht worden
in de bijzondere situatie van Frankrijk. Het is in veel
opzichten de zuiverste vorm van een absolute monarchie in
Europa. Juist in dit land zal het conflict tussen het
Ancien Rgime met haar gevestigde stelsel en haar
bevoorrechten en de nieuwe maatschappelijke krachten in
opkomst het meest acuut en hevig zijn.
2.1.1.

Standenmaatschappij

Frankrijk kent tot aan de vooravond van de Revolutie een


indeling van de maatschappij in drie standen die sinds de
Middeleeuwen niet wezenlijk veranderd is. Deze
gelaagdheid van de maatschappij in drie groepen, die
standen worden genoemd, belemmert vooral de economische
en politieke ontwikkeling van Frankrijk. De eerste stand
bestaat uit de geestelijkheid, de tweede uit de adel en
de derde omvat de rest van de bevolking. Het is
gebruikelijk de derde stand zelf weer in een aantal
sub-lagen of sub-groepen te verdelen, waarvan de
bourgeoisie (van kleine pachter tot en met de rijke en
ontwikkelde bovenlaag der steden) en de grote massa van
boeren en handarbeiders de twee belangrijkste zijn.
De adel en de geestelijkheid maken nauwelijks 2% van de
totale bevolking uit, maar bezitten in de 18e eeuw meer
dan 30% van de grond. Wat nog belangrijker is, is het
feit dat de eerste twee standen zijn vrijgesteld van de
meeste belastingen. Bovendien vallen alle hoge ambten en
posten in de kerk, het leger en het regeringsapparaat
alleen toe aan de hoge geestelijkheid en de hoge adel.
De economische macht van de kerk berust op de heffing van
de tienden en op hun bezit van onroerend goed. Haar
li

Soldaten beschermen de belastingambtenaar


bij het innen van de belasting. De groep van
kleine boeren was in het bijzonder de dupe van
het onrechtvaardige belastingstelsel van vr
de Franse Revolutie.

Spotprent op de onderdrukking van de boeren


door de eerste en tweede stand. De konijnen
eten het koren van de boer op. Uit de zakken
van de geestelijke en de grootgrondbezitter
steken de papieren van de belastingvrijstelling.

.-<;r rr,

inkomsten zijn ruim. De adel blokkeert elk voorstel tot


een rechtvaardige belastingverdeling. Sinds de dood van
12

i, i fwir.s 1 i > i

Lodewijk XIV in 1715 zien we zelfs een verscherping van


de aanspraken van de adel op haar traditionele rechten.
In een aantal opzichten wordt de positie van de adel in
de tweede helft van de achttiende eeuw namelijk
aangevochten. Als reactie hierop verdedigt hij zijn .
verworven rechten des te feller. Een voorbeeld hiervan is
de verzwaring van de zogenaamde heerlijke rechten in de
loop van de 18e eeuw. Onder heerlijke rechten verstaan we
in dit verband bijvoorbeeld het uit de Middeleeuwen
stammend recht van de adellijke heren om in hun gebied
recht te spreken, het door de boeren laten verrichten van
werkzaamheden aan wegen en bruggen op hun grond, de
verplichting voor de boeren koren te malen in de molen
van hun heer, brood te bakken in zijn oven, druiven te
persen in zijn wijnpers. Gedurende de zeventiende eeuw
zijn in veel gebieden deze rechten en plichten minder
belangrijk geworden. Naarmate de toestand van de adel
hachelijker begint te worden eist zij des te scherper
haar traditionele rechten op. De zware belastingen aan
hun adellijke heer uit de omgeving, de koning of de kerk
drukken als een loden last op de boeren. Zo betalen de
boeren bijv. de taille (vermogensbelasting), hoofdgeld,
twintigsten, zoutbelasting en tienden.
De adel heeft als enige het recht op wilde dieren te
jagen en deze hebben het vaak voorzien op de oogst of het
vee van de boeren. Een boer die een wild dier doodt wacht
een gevangenisstraf. Soms moeten de boeren zelfs voedsel
voor deze dieren planten in plaats van voedsel voor
zichzelf. Sommige edelen laten de boeren in hun
kasteelvijver zwemmen om het gekwaak van de kikkers te
voorkomen, zodat zij zelf hun middagdutje kunnen doen.
De standenmaatschappij in Frankrijk houdt de bestaande
orde in stand en maakt wezenlijke veranderingen in die
orde onmogelijk. De rechtsongelijkheid is zelfs in wetten
vastgelegd en wordt verdedigd met een beroep op de orde
en plaats voor de verschillende standen zoals God die
gewild en gegeven heeft.
2.1.2.

Absolutisme

Frankrijk is ook nog in de 18e eeuw ht voorbeeld van de


absolute monarchie. In de 17e eeuw zijn de Hugenoten,
maar ook de Staten-Generaal waarin de drie standen
vertegenwoordigd zijn, aan de absolute staatsmacht
onderworpen. De parlementen ofwel de opperste
gerechtshoven waarvan er in Frankrijk dertien zijn,
13

Luchtopname van het paleis en de tuinen van Versailles. Onder bodewijk XIV kwam het absolutisme tot een hoogtepunt in Frankrijk. Het paleis en de tuinen van Versailles waren de symbolen van de absolute macht van de koning.

moeten samen met de Staten-Generaal het natuurlijke


evenwicht tegen het koningsschap vormen. De parlementen
zijn veelal door de koning in hun rechten beperkt en de
Staten-Generaal is in 1789 sinds 1614 niet meer bijeen
geweest. Het absolutisme beleeft onder Lodewijk XIV een
hoogtepunt. Hij beschouwt zich met uitsluiting van alle
anderen als Gods vertegenwoordiger op aarde. Zijn
onderdanen moeten hem daarcm ook als zodanig eren en
gehoorzamen. In heel hun optreden laten Lodewijk XIV en
zijn opvolgers duidelijk uitkomen dat alleen zij het
recht bezitten wetten te maken. Niemand kan immers beter
weten wat de echte noden en belangen zijn van het land
dan de door God aangestelde persoon om Frankrijk te
besturen: de Franse koning zelf. Hij zegt van zichzelf:
"Mijn wil is, dat iedereen die geboren is als onderdaan
mij moet gehoorzamen". Lodewijk XIV zegt tegen zijn
belangrijkste medewerkers nadat zijn eerste minister
Mazarin is gestorven: "Mijne heren, ik heb u bijeen laten
komen om u te zeggen dat ik in de toekcmst zelf mijn
eigen eerste minister zal zijn. U zult mij met uw raad
steunen als ik daarom vraag. Ik verbied u iets te
14

ondertekenen zonder mijn bevel, zelfs geen paspoort". Wat


dit absolutisme na Lodewijk XIV zo erg maakt is, dat de
monarchie gedragen wordt door uitermate ongeschikte of
zwakke figuren als Lodewijk XV en Lodewijk XVI, die wel
telkens krachtige hervomingsgezinde ministers aan het
bewind brengen, maar als het er op aan begint te komen,
hen laten vallen.
2.1.3.

Een nieuwe groep van rijk geworden burgers

In de 16e en 17e eeuw zijn grote maatschappelijke


veranderingen tot stand gekomen. Door ontdekkingsreizen,
het ontstaan van een wereldhandel en daaraan verbonden
het ontstaan van een handelskapitalisme zien we in
toenemende mate vanaf de 16e eeuw een economische groei.
Er ontstaat een nieuwe laag van rijken, de burgers, ook
wel de bourgeoisie genoemd. Deze burgers hebben wel geld,
organisatievermogen en ontwikkeling, maar niet een
daarbij behorende politieke invloed. Deze nieuwe klasse
ziet zich in Frankrijk de weg versperd door de adel, die
in bezit is van de belangrijkste posities. Rijk geworden
kooplieden, filosofen, wetenschappers en advocaten eisen
een positie in de maatschappij die evenredig is met hun
werkelijke economische en intellectuele betekenis. De
burgerij die tot hogere ontwikkeling en welvaart gekomen
is, heeft echter geen enkele invloed op de regering. Het
koninklijk absolutisme, onder Lodewijk XIV tot een
hoogtepunt gekomen, beheerst samen met de adel en de
geestelijkheid Frankrijk.
Wel kunnen de burgers lagere functies of lagere ambten
kopen. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan personen die
zich bezig houden met de rechtsbedeling en het uitvoeren
van de uitspraken van de eerstgenoemden. De burger staat
overigens bijna even ver van het volk als de edelman van
de burger. De afgunst en haat tussen de drie standen mag
bekend verondersteld worden, maar ook tussen derijke
koopman en de landarbeiders, beiden behorend tot de derde
stand, bestaat een bijkans onoverbrugbare kloof.
2.2.

Oorzaken van de Franse Revolutie

Het is onmogelijk de Franse Revolutie te verklaren vanuit


n oorzaak. Vele oorzaken die meestal met elkaar
samenhangen en elkaar versterken leiden tot de Franse
Revolutie. Globaal zijn deze oorzaken terug te brengen tot
twee categorien, namelijk ideologische of ideele oorzaken
(men is het principieel oneens met de gang van zaken) en
15

materile of sociaal-economische oorzaken (men is


ontevreden over de verdeling van macht, geld en goed). Deze
twee categorien moeten overigens niet strikt van elkaar
gescheiden worden. Ze benvloeden elkaar en zijn van elkaar
afhankelijk.
2.2.1.

Een nieuw geestesklimaat

De Franse Revolutie is mede bepaald door wat we het


tijdperk van de Verlichting noemen. Deze doorbraakperiode
van ongeveer 1700-1750 kenmerkt zich door het ontstaan
van allerlei nieuwe denkbeelden, normen en waarden bij de
ontwikkelde Europeanen van deze tijd. De 18e eeuw geeft
voorts een doorbraak op wetenschappelijk terrein te zien.
De bouwstenen voor deze omwenteling in de wetenschap zijn
al in de 16e en 17e eeuw aangedragen. We kunnen de
ontwikkelingen in de wetenschap goed volgen aan de hand
van de astronomie. In de Middeleeuwen ging men er vanuit
dat de aarde het middelpunt van het heelal was.
Daaromheen, dacht men, draaiden de zon, de maan, de
planeten en de sterren. Daarbuiten waren God en de hemel.
Die voorstelling had men overgenomen van de klassieke
schrijvers. Er werd niet aan getwijfeld. Maar astronomen
merkten steeds meer dat hun eigen waarneming van de
sterrenhemel de oude voorstelling op losse schroeven
zette. In 1543 toonde de Pool Copernicus aan, dat de
aarde en de andere planeten om de zon draaien. Deze
ontwikkeling in het onderzoeken en denken heeft ook
gevolgen voor andere wetenschapsgebieden. In de 17e eeuw
beginnen veel geleerden te twijfelen aan de bijbelse en
klassieke waarheden. Sommige geleerden, zoals de Fransman
Ren Descartes, stellen dat het verwerven van echte, voor
altijd geldende kennis onmogelijk is. De echte kennis is
alleen te verwerven door waar te nemen, dus door te
kijken, te meten enz. Een wetenschapper moet proeven
doen, experimenteren, om na te gaan of bepaalde
veronderstellingen kloppen. De enige manier om kennis te
vergaren is gebaseerd op de enpirie (ervaring). In deze
periode wordt de grondslag gelegd voor de moderne
(natuur)wetenschap. Het tijdperk van de Verlichting is
zowel vanuit de wetenschap en dan vooral vanuit de
filosofie als vanuit de economische groei van de 17e eeuw
te verklaren. Immers, vergeleken met de Middeleeuwen is
er sprake van een toename van de algemene welvaart. Door
een nieuwe vorm van handel (oceaanhandel) komt de
economische ontwikkeling in een stroomversnelling. Een
16

nieuwe klasse van rijke burgers ontstaat hierdoor. Het is


vooral deze nieuwe laag in de samenleving, waarin de
Verlichtingsdenkbeelden ontstaan en verbreid worden.
En van de belangrijkste grondtrekken van de Verlichting
is dat niets voor haar kritiek veilig is. De verlichte
denkers hebben bijvoorbeeld kritiek op de godsdienst, het
gezag, de Bijbel als openbaring, de mens en de kerk. De
leus van de Verlichting wordt dan zoals de filosoof Kant
die omschrijft: "De bevrijding van de mens uit zijn
onmondigheid". De mens is overigens zelf schuldig aan
deze onmondigheid.
Het gevolg van de allesomvattende kritiek op geestelijk
gebied is de afbraak van het traditionele Christendon. In
de Verlichting spreekt men van een natuurlijke religie of
desme. De mens is hierin niet langer van nature
verdorven, maar hij is in staat om, slechts geleid door
het licht der rede en door de ervaring, het goede leven
op deze aarde te vervolmaken. Optimisme en
verdraagzaamheid zijn de twee belangrijkste artikelen van
deze nieuwe geloofsbelijdenis. God is in deze nieuwe
religie de "klokkemaker", de schepping wikkelt zichzelf
af. God heeft de wereld geschapen, maar bemoeit zich er
niet meer mee. Slechts daar waar het verstand te kort
schiet, vult men God in. Godsdienst is in deze
gedachtengang alleen maar zedelijk en deugdzaam leven.
2.2.2.

De aanval op het absolutisme en de idee van de volkssoevereiniteit

Behalve op de kerk en op de godsdienst richt de kritiek


zich ook op de orde van de staat. In de
Verlichtingsdenkbeelden is geen plaats voor het absolute,
door God ingestelde gezag. In Frankrijk richten Voltaire,
Rousseau en Montesquieu hun pijlen op alle gezag dat "van
boven" komt. Volgens Rousseau behoort de hoogste macht
niet aan een vorst, maar aan het volk. Hij stelt dat het
volk soeverein is, en is daarmee de eerste die de leer
van de volkssoevereiniteit zo duidelijk onder woorden
brengt. Rousseau ziet de oorsprong van alle ellende in de
maatschappelijke ordening. De mens wordt vrij geboren,
maar allerlei instellingen als de kerk en de absolute
macht van de koning houden hem in ketenen gevangen. De
werkelijkheid moet weer in overeenstemming gebracht
worden met de natuur. De natuur zelf leert dat de mens
zogenaamde natuurlijke en onaantastbare rechten heeft. De
van nature goede en rationele individuen moeten in hun
17

natuurstaat een sociaal contract sluiten dat erop is


gericht een staat te scheppen die de uitoefening van deze
rechten kan garanderen.
Een andere aanval op de absolute macht van de koning komt
van de Engelsman Locke. Hij ontkent de goddelijke rechten
van de koning. Hij is wel de vader van de Verlichting
genoemd. Ieder mens, zo leert Locke, komt als een
onbeschreven blad papier op de wereld. Alleen het milieu,
de omgeving, vormt de mens. Breek daarom alle
instellingen af die de wil en de vrijheid van het
individu belemmeren en verbreek alle banden die de mens
van buiten af zijn opgelegd. Alleen dan komt het goed,zo
luidt zijn optimistische visie.
De Franse filosoof Montesquieu heeft de ideen van Locke
en andere Verlichtingsdenkers een politieke vorm gegeven
die tot op de dag van vandaag de basis is voor de
legitimatie van de staatsmacht. We bedoelen hier de leer
van de trias politica. Niet alle macht; de wetgeving, het
uitvoeren van de wetten en het beoefenen van de
rechtspraak, behoort toe aan n persoon, namelijk de
koning. Montesquieu pleit voor een driedeling van de
macht: een koning met uitvoerende macht, een
volksvertegenwoordiging met wetgevende macht, en een
onafhankelijke rechterlijke macht.
Door deze ideen uit de Verlichting ontstaat in beginsel
de democratie zoals wij die kennen. De grondgedachte
hiervan is dat de mens in volstrekte vrijheid zijn eigen
geluk meent te kunnen maken. Eigenlijk ligt hier de
sleutel van het moderne levensbesef. Er vindt een

John Locke (links), Jean-Jacques Rousseau (midden) en Charles-Louis de Montesquieu. Zij brachten nieuwe politieke
denkbeelden in de 17e en 18e eeuw. Hun leer van de contracttheorie, de volkssoevereiniteit en de zogenaamde
machtenscheiding heeft aan actualiteit nog niets ingeboet.

18

duidelijke breuk met het verleden plaats. Het leven en


denken van de mensen wordt sterk individualistisch.
.2.3.

Sociaal-economische spanningen

Op het einde van de 18e eeuw zien we in Frankrijk een


enorme tegenstelling tussen de maatschappelijke orde en
het Ancien Rgime enerzijds en de sociaal-economische
ontwikkeling anderzijds. De Franse maatschappij wordt nog
beheerst door de aristocratie (koning en adel) die blijft
vasthouden aan de in het verleden verworven rechten.
Hoewel de Franse adel tegen het einde van de 18e eeuw nog
maar een schim is van wat het eens geweest is, beheerst
het beginsel van ongelijkheid in rechten en
levensomstandigheden de Franse samenleving.
De derde stand neemt dagelijks toe in kracht terwijl de
adel onophoudelijk krachten verliest. De adel zelf valt
overigens in talrijke onderscheidingen uiteen. Tussen een
adellijke hoveling en een provinciale edelman bestaan net
zoveel verschillen als tussen de standen onderling. Maar
er heerst onder de adel wel een zekere gelijkmatige
geest. Er zijn vaste regels waaraan de adel gehoorzaamt,
de adel bestuurt zichzelf volgens bepaalde
onveranderlijke gebruiken en koestert bepaalde gedachten
die al zijn leden delen. De adel en de derde stand leven
naast elkaar op dezelfde grond, maar zij vormen daar als
het ware twee verschillende naties die vreemden voor
elkaar blijven. Dit zich apart opstellen van de adel
leidt er toe dat hij zich juist vervreemdt van de leiders
van de derde stand: de rijke koopman, de welvarende
bankier, de bekwame industrieel, de letterkundige en de
geleerde. Plaatselijk kon deze middenklasse tot sommige
functies en ambten doordringen maar haar werkelijke
belangen en wensen worden geblokkeerd door een overheid
die het traditionele economische bestel wil handhaven. De
ondernemende handelskapitalisten daarentegen willen
voortaan zelf de lonen, prijzen en de buitenlandse handel
regelen. Ook op economisch terrein willen deze burgers
zich ontdoen van de knellende banden van de overheid. De
grote meerderheid van boeren vormt een geheel
eigensoortig probleem. Een groot deel van de boeren is in
bezit gekomen van een eigen stukje grond. Lijfeigenschap
en horigheid, in het Duitsland van de 18e eeuw nog een
werkelijkheid, zijn in Frankrijk nagenoeg afgeschaft.
Toch biedt dit feodale stelsel uit de Middeleeuwen een
zekere bescherming, wat de gemiddelde Franse boer nu
19

mist, terwijl de eigen grondopbrengsten onvoldoende zijn


om een redelijk bestaansminimum te garanderen. De enorme
versnippering van de grond, de drukkende belastingen en
de resten van de oorspronkelijke herendiensten
veroorzaken enorme lasten voor de vrije boeren. Niet
ondraaglijke levensomstandigheden, doch juist een
verbetering daarin doet de boeren meer en meer naar
snellere verandering verlangen. De levensomstandigheden
van het gewone volk in de steden worden in de loop van de
18e eeuw steeds slechter. De lonen stijgen nauwelijks, de
prijzen daarentegen (met name voor graan) wel. Het
platteland verarmt, niet zelden eten de boeren hun eigen
zaaikoren op. Door deze verarming wordt de markt voor
industrieprodukten kleiner, waardoor een langdurige
depressie in de industrie teweeggebracht wordt. De armen
van het platteland zijn wanhopig, oproerig en geneigd tot
banditisme. De arme stadsbevolking is dubbel wanhopig,
omdat het werk wegvalt juist op het moment, dat de kosten
voor het levensonderhoud oplopen. Nu behoren
broodopstanden tot de vaste verschijnselen van elke eeuw
tot aan de Franse Revolutie. Maar wat de situatie uniek
maakt, is het feit dat deze telkens terugkerende
bestaansonzekerheid nu samenvalt met dieperliggende
omwentelingen op politiek, sociaal-economisch en
geestelijk gebied.
2.2.4.

Bestuurlijke wanorde

Frankrijks economische en sociale ontwikkeling verdraagt


zich niet met de verouderde staatsinstellingen en de
verroeste belastingstructuur. In het provinciale en
lokale bestuur heerst wanorde en verwarring. Nieuwe en
oude bestuursdistricten bestaan naast elkaar evenals
militaire en kerkelijke districten. Naast het
middeleeuwse ambt van baljuw bestaat ook de 16e eeuwse
bestuursfunctie van gouverneur nog. Bij de rechtspraak
heerst grote willekeur. De omkoopbaarheid van de ambten
leidt tot grote baantjesjagerij in het hele land. Vooral
de leden van de derde stand weten op deze manier voor
grote sommen gelds plaatselijke posten te veroveren. Het
immense ambtenarenapparaat, de bestuurlijke ruggegraat
van het koninklijk absolutisme, functioneert niet meer
naar behoren. De binnenlandse tolrechten staan een
eenheid in de weg. Juist het naast elkaar bestaan van
oude en nieuwe instellingen maakt de Franse geesten
rustelozer en bezorgder.
20

DE FRANSE REVOLUTIE

3.1.

Een dreigend staatsbankroet

De financile crisis waarin Frankrijk in de tweede helft


van de 18e eeuw verkeerde versnelde de ondergang van het
Ancien Rgime. Toen Lodewijk XVI als jonge man van 20 jaar
in 1774 de Franse troon besteeg was het jaarlijks tekort
ongeveer anderhalf maal groter dan de inkomsten. In de
jaren 1787 en 1788 werd het jaarlijks begrotingstekort
aangevuld met leningen die samen een bedrag van tussen de
20 en 40% van de totale begroting bedroegen. Ongeveer de
helft van de begroting was al bestemd voor de aflossing en
rente van bestaande schulden. Vooral Frankrijks deelname
aan de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1774-1783) had de
financile ruggegraat van Frankrijk gebroken. De enige
uitweg uit deze crisis was gelijkheid van de belasting voor
alle onderdanen, dus ook voor adel en geestelijkheid.
Terwijl het land failliet raakte, werden echter alle
voorstellen tot belastinghervorming tegengehouden. De adel
eiste dat een belastinghervorming alleen goedgekeurd kon
worden door de Staten-Generaal. Deze was sinds 1614 niet
meer bijeen geweest.
3.2.

De Staten-Generaal bijeen

Op 5 mei 1789 kwamen de leden van de Staten-Generaal


bijeen. Er heerste echter grote onzekerheid. Want wat was
nu precies de bevoegdheid van de Staten-Generaal en welke
regels waren er? In het verleden was het altijd zo geweest
dat de drie standen elk n stem uitbrachten. Dit werkte in
het voordeel van de bevoorrechte standen. De derde stand
eiste hoofdelijke stemming. In december 1788 had de koning
ingestemd met een verdubbeling van het aantal zetels van de
derde stand, zodat bij een hoofdelijke stemming de derde
stand in een meerderheid was. De geestelijkheid telde 291
afgevaardigden, de adel 270 en de derde stand 578
afgevaardigden. Bovendien kon de derde stand rekenen op de
stemmen van enkele edelen en geestelijken.
De koning, de geestelijkheid en de adel verwierpen het
voorstel tot hoofdelijke stemming, maar de bourgeoisie,
waaruit de derde stand voor het grootste deel bestond,
weigerde zich hierbij neer te leggen. Op 17 juni roept de
derde stand zich uit naam van het soevereine volk uit tot
Nationale Vergadering. De koning blijft weigeren over
belastingaangelegenheden hoofdelijk te stemmen. Hij geeft
21

Lodewijk XVI. De persoon van de koning was


een tragisch figuur. Hij was een speelbal
tussen zijn vrouw en invloedrijke raadgevers
aan het hof. Zijn grootste hobby's waren de
jacht en het maken van sloten.

zelfs opdracht de vergaderzaal van de derde stand dicht te


laten timmeren. Dan wijkt de derde stand uit naar de
kaatsbaan, waar prinsen gewoonlijk bal speelden. Hier
zweren de leden van de derde stand niet eerder uit elkaar
te gaan tot Frankrijk een grondwet zou hebben gekregen.
Luid en duidelijk klinken de woorden in de kaatsbaan van
Versailles: "...de tirannie en de tirannen te
weerstaan...". Het zijn woorden met vrstrekkende gevolgen.
De bevelen van de koning worden niet opgevolgd. Mirabeau,
een afgevaardigde van de derde stand, spreekt de historisch
geworden woorden: "Wij zullen niet heengaan, alleen het
geweld van bajonetten kan ons dwingen
". Tenslotte
verzoekt de koning de adel en de geestelijkheid zich bij de
Nationale Vergadering te voegen.
3.3.

De bestorming van de Bastille

Op 9 juli werd de Nationale Vergadering omgedoopt tot


Grondwetgevende Nationale Vergadering. De derde stand leek
te hebben gewonnen, maar de huid van de beer kon nog niet
verkocht worden, omdat hij nog niet geschoten was. Lodewijk
verzamelde namelijk ondertussen 20.000 man buitenlandse
troepen rondom Parijs en Versailles. De Parijse bevolking,
geagiteerd door de schaarste en de duurte van de
22

levensmiddelen, begon opstandig te worden. Vooral door


angst en honger gedreven raakte de bevolking aan het
plunderen en muiten. Dit leidde tot de bestorming van de
Bastille, zoals we die in de inleiding hebben beschreven.
Onbeschrijflijk was de naviteit waarmee de koning de
werkelijkheid gadesloeg. In zijn dagboek heeft hij een
verslag van deze dagen gemaakt:
Zaterdag 11 juli: Niets. Vertrek van Necker
Zondag
12 juli: Niets. Vertrek van Montmorin.
Maandag 13 juli: Niets.
Dinsdag 14 juli: Niets.
Arme koning. Als hij 's nachts door een hoveling wakker
gemaakt wordt en hem wordt verteld wat zich heeft
afgespeeld, reageert hij nerveus: "Maar dit is een opstand
tegen het wettige gezag". "Nee, sire", antwoordt de
hoveling, "dit is een revolutie!" De val van de Bastille
werd over de hele wereld begroet als het begin van een
bevrijding. Zelfs de strenge filosoof Immanul Kant, in
wiens gewoonten een dergelijke regelmaat heerste dat de
burgers van de stad er hun horloge op gelijk konden zetten,
stelde het uur van zijn middagwandeling uit, toen hij het
nieuws hoorde. Hij overtuigde hierdoor zijn omgeving ervan
dat er een wereldschokkende gebeurtenis had plaats gehad.
Intussen begon er een aristocratische uittocht naar het
buitenland. De boeren op het platteland die bang waren voor
wraakacties van de adel sloegen aan het plunderen.
Landgoederen van edelen en kloosters moesten het ontgelden.
Belastingpachters en onwillige edelen werden opgehangen.
.

De verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger

In de nachtelijke vergadering van 4 op 5 augustus 1789


maakte de Nationale Vergadering een einde aan alle
belastingvoorrechten, feodale diensten en kerkelijke
tienden in een geestdriftige sfeer van vernieuwing. Op 26
augustus 1789 kwam de Vergadering met een Verklaring van de
Rechten van de Mens en de Burger. Het is wel de
geloofsbelijdenis van de Franse Revolutie genoemd. De kern
ervan is de overtuiging dat de grondslag van elke
staatsmacht uitsluitend berust bij het volk. De principes
van vrijheid, gelijkheid en broederschap zouden niet alleen
gelden voor Frankrijk, maar voor alle volken, alle landen
en alle tijden. Maar zover was het nog lang niet. De koning
weigerde de besluiten van de Nationale Vergadering van 5 en
26 augustus goed te keuren. Opnieuw kwam de volksmassa in
beweging. Hongersnood in Parijs en wilde geruchten leidden
23

tot nieuwe onrust. Een groep van bijna 30.000 mannen en


vrouwen trok in de stromende regen en onder een loodzware
hemel naar Versailles en dwong de koning naar Parijs te
komen om de besluiten te ondertekenen. Het is n van de
meest beroemde taferelen in de geschiedenis van de
revolutie geworden. Een uitzinnige, krijsende en
hysterische menigte drong op het paleis in Versailles aan.
Enkele vrouwen kwamen tot in de kamer van de koning. Een in
vodden gehulde vrouw houdt een stuk beschimmeld brood
omhoog en roept: "We zullen het de Oostenrijkse (de
koningin Marie Antoinette) door de strot duwen en anders
zullen we haar de keel af snijden".
Diezelfde avond trok de koets met de koninklijke familie
naar Parijs. Het zegevierende volk zong: "Daar komen we met
de bakker, de bakkersvrouw en het kleine bakkerszoontje".
De koninklijke familie werd ondergebracht in de Tuilerien,
in een smalle, ongeriefelijke en donkere vleugel.
Opnieuw had de Nationale Vergadering, dankzij de
Parijzenaars gezegevierd. Maar de Nationale Vergadering
wachtte zich ervoor het gewone volk in de politiek te
betrekkken. Men trok nog niet alle consequenties uit de
Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger.
In 1790 had de aristocratie haar hoop op een terugkeer naar
de oude maatschappij nog lang niet opgegeven. Temeer daar
de praktijken van de uitgeweken adel, de intriges van de
buitenlandse hoven en de aanzetten tot een contra-revolutie
de hoop levend hielden.
Binnen de Nationale Vergadering ontwikkelden zich
langzamerhand verschillende groepen. Naast de
aristrocraten, monarchisten en de constitutionelen kwam
vooral de democratische groep die de belangen van het volk
verdedigde en algemeen stemrecht eiste, naar voren. Deze
groep heeft in Robespierre, een advocaat uit Arras, een
onovertroffen woordvoerder. Als een lawine stortten zijn
woorden naar beneden, hij bezielde zijn toehoorders.
Meeslepend, hartstochtelijk en agressief zweepte hij de
massa op. In talloos vele volksclubs werden politieke
pamfletten besproken en hevige discussies gevoerd.
Wanneer Robespierre op een dag aan de Nationale Vergadering
voorstelt de doodstraf af te schaffen, staat een Parijse
afgevaardigde op. "Ik heb", zegt hij niet zonder
voldoening, "een machine uitgevonden, die in n ogenblik
uw hoofd van uw romp kan verwijderen, zonder dat u er iest
van voelt...!" Doktor Guillotine was er zich op dat moment
niet van bewust dat zijn uitvinding ht symbool zou worden

van de gruweldaden die in de naam van de revolutie gepleegd


zouden worden.
3.5.

Een grondwet en de vlucht van de koning

De revolutie zelf was nog lang niet uitgewoed. In de


wanorde van de revolutionaire omwentelingen kwam er bijna
geen belasting meer binnen en op staatsleningen werd bijna
niet meer ingeschreven. Een verzoening tussen de adel en de
bourgeoisie bleek onmogelijk. In 1791 bereikte de Nationale
Vergadering het doel dat zij zich in 1789 gesteld had: er
kwam een grondwet. De belangrijkste bepaling hieruit was
dat alle Fransen voor de wet werden gelijkgesteld, ongeacht
hun afkomst of bezit. De helft van de bevolking kreeg
echter geen stemrecht, omdat ze te weinig belasting
betaalde. De bourgeoisie verzette zich niet alleen tegen
een herstel van de aristocratie, maar ook tegen de
werkelijke emancipatie van het volk. Aan de ene kant vonden

De eed in de kaatsbaan. Hier zweren de leden van de derde stand niet eerder uit elkaar te gaan voordat Frankrijk een
grondwet heeft gekregen. Zeshonderd mannen zetten n voor n hun handtekening onder de eed van trouw. Het
verhaal gaat dat op het laatste moment n persoon weigert te tekenen.
25

de adel en de geestelijkheid dat de hervormingen veel te


ver waren gegaan. Aan de andere kant vonden de zogenaamde
radicalen dat de hervormingen niet ver genoeg waren gegaan.
Er werden nieuwe politieke clubs gevormd, de verwarring en
de verdeeldheid namen toe. Verbittering en een stijgend
wantrouwen alcm. En ondertussen was de koning in een
werkplaats druk bezig met zijn grote hobby: het maken van
sloten
Vooral op aandringen van zijn vrouw Marie Antoinette
ondernam de koninklijke familie een vluchtpoging. Het
koninklijk paar had het geloof in buitenlandse hulp nooit
opgegeven. En terecht, want ze konden rekenen op de steun
van vele vorsten die vreesden dat de revolutie in hun eigen
land navolging zou vinden. De redding van de monarchie, de
vraag of het koninkrijk zou blijven bestaan, was het
probleem dat steeds duidelijker op de voorgrond trad,
althans voor degenen, die door de gebeurtenissen heenzagen.
Geheel tegen hun zin in stelden de koning en de koningin
zich in verbinding met Mirabeau, de gunsteling van het
volk, de grote man van de Nationale Vergadering. "Het
monster", noemde de koningin hem. Van beide kanten werd er
een dubbele rol gespeeld. Mirabeau wilde niet het
absolutistisch koninkrijk herstellen, maar een samenwerking
tussen het hof en het volk bewerkstelligen. Hij was de
grootste man in de eerste fase van de revolutie geweest.
Maar dan op een dag in april 1791 stierf Mirabeau. Op het
huis waar hij had gewoond werd een marmeren plaat bevestigd
met de volgende inscriptie: "Hier blies Mirabeau zijn
laatste adem uit. Weent, vrije mannen! Tirannen slaat de
ogen neer!"
Op maandag 2.0 juni 1791 vluchtte de koninklijke familie uit
Parijs. Bij Varennes, niet ver van de Franse grens in het
noordoosten van het land, werden de koningin en de koning
ontdekt en tegengehouden. Toen ze op 25 juni teruggebracht
werden in Parijs spuugden de Parijzenaars op de koetsen.
Niemand nam zijn hoed af en de soldaten weigerden de
militaire groet te brengen. De mislukte vlucht had grote
gevolgen. Lodewijk had de sympathie en het vertrouwen van
het volk verspeeld. Hij had zich gedentificeerd met de
vijanden van de revolutie, hij bleek een landverrader.
3.6.

De radicale fase van de revolutie

De republikeinse gedachte won snel terrein in de clubs en


districten van Parijs. Het had er eerst op geleken dat.
Frankrijk op een rustige en vreedzame wijze gemoderniseerd
26

zou worden, maar revoluties zijn meestal moeilijk te sturen


of af te remmen. De derde stand was niet langer eensgezind
in haar doeleinden. De burgers raakten verdeeld in groepen
die verschillende belangen nastreefden. Twee van die
belangengroepen zijn heel bekend geworden en hebben veel
invloed gehad o p het verdere verloop van de revolutie: de
Girondijnen en de Jacobijnen. Het waren allebei clubs van
rijke burgers, maar hun idealen lagen ver uit elkaar. De
Jacobijnen werden zo genoemd omdat zij vergaderden in een
door de Dominicanen verlaten klooster van de heilige
Jacobus. De Girondijnen werden zo genoemd omdat velen van
hen uit de streek de Gironde in het zuiden van Frankrijk
kwamen. De Jacobijnen waren het radicaalst, het beste
georganiseerd en werden aangevoerd door Maximilien
Robespierre. Deze jonge jurist was n van de meest
begaafde leerlingen van Rousseau. Hij veranderde nooit van
mening. Van zijn opvattingen en beginselen week hij nooit
af. Hij twijfelde er niet aan dat het zijn plicht was
tegenover Frankrijk en de mensheid desnoods duizenden de
dood in te jagen. Met een bijkans ongevenaard fanatisme
zweepte hij op meedogenloze wijze de radicalen op tot
vervolmaking van de revolutie. Op alles en iedereen richtte
hij zijn pijlen. Op de koning, de gematigden, op de hele
Nationale Vergadering. Ze waren allen verraders verklaarde
hij, die de revolutionaire beweging wilden doen mislukken.
In de lente en zomer van 1792 verbreidde zich over heel
Frankrijk een nieuw lied, waarvan de eerste strofe begint
met de woorden: Al 1ons, enfants de la patrie (Komt kinderen
van het vaderland) le jour de gloire est arriv, (de dag
der glorie is gekomen) en waarbij dan iedere strofe eindigt
met het refrein: Te wapen, burgers vormt uw bataljons!
Trekt op! Trekt Op! Met onheilig bloed worde onze grond
door u doordrenkt! Dit is de Marseillaise, geschreven door
de jonge officier Rouguet de Lisle in 1792. In de herfst
van 1792 werd de Marseillaise tot de officile krijgszang
van de revolutie, nadat Frankrijk op 20 april 1792
Oostenrijk de oorlog had verklaard. De revolutionairen en
vooral de Girondijnen onder hen, zagen in de oorlog een
kans om hun buurvolken te helpen zich te bevrijden van hun
overheersers, namelijk hun koningen en keizers. Bovendien
was de oorlog voor de Girondijnen een voordeel omdat het
Franse volk dan al zijn energie op het buitenland zou
richten in plaats van op de voortzetting van de revolutie
in Frankrijk zelf. De revolutie van de "armen" kon zo
misschien voorkomen worden. Voor de koning kwam de oorlog
27

ook niet ongelegen. Hij hoopte met hulp van het buitenland
zijn oude macht terug te krijgen. Alleen Robespierre
verklaarde zich tegen de oorlog. Een oorlog zou op dit
ogenblik, zei Robespierre, een vreselijke vergissing zijn.
Het zou ten gevolge hebben, dat het hervormingswerk moest
worden stopgezet. Robespierre had deze keer niet helemaal
gelijk, want de oorlog, die vrijwel zonder ophouden tot
1815 voortduurde en die Europa in grote beroering bracht,
wakkerde in Frankrijk de revolutionaire geest aan. De
monarchie werd het eerst slachtoffer. Op 10 augustus 1792
viel het gepeupel het paleis, de Tuilerien, aan en doodde
honderden paleiswachten en bedienden. Lodewijk en zijn
familie bleven nog gespaard.
3.7.

Frankrijk wordt een republiek, de koning onder de guillotine

Op 21 september 1792 schafte de nieuw gekozen Wetgevende


Vergadering het koningschap af en de Republiek was hiermee
een feit. Verder besloot de Wetgevende Vergadering tot het
bijeen roepen van de met algemeen kiesrecht gekozen
Conventie.
Het debuut van het revolutionaire Frankrijk op het slagveld
was weinig glorieus. Op 12 augustus trokken Oostenrijkse en
Pruisische troepen zelfs over de Franse grens. Even later
stonden ze op 200 kilometer van Parijs. Het vaderland was
in gevaar. Parijs was in koortsachtige spanning. De
geestdrift laaide op. Duizenden vrijwilligers stroomden
naar de vaandels. Het waren geen huursoldaten, maar het
volk zelf, dat zich al zingend naar het front begaf.
Dumouriez, de opperbevelhebber in het noorden haalde bij
Valmy in september 1792 de eerste overwinning voor de
Fransen. Goethe had de veldslag zelf gadegeslagen. Hij
schreef in zijn dagboek de beroemd geworden woorden: "Hier
breekt een nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis aan en
wij zijn daarvan getuige geweest".
Op een grauwe, koude en mistige morgen, 21 januari 1793,
werd Lodewijk XVI naar het schavot gevoerd. Louis Capet,
zoals zijn burgernaam luidde, werd ervan beschuldigd het
vaderland verraden te hebben. In de Conventie spraken 361
leden zich uit voor de doodstraf, 288 leden wensten
gevangenisstraf of ballingschap. Op het schavot sprak hij
met luide stem: "Ik ben onschuldig aan de misdrijven, die,
mij ten laste worden gelegd. Hen, die voor mijn dood
verantwoording dragen, vergeef ik...." Het geroffel van de
trommels onderbrak hem en hij werd onder de guillotine
28

gelegd. Met n slag scheidde de valbijl het hoofd van het


lichaam. Een ogenblik heerste er volkomen stilte. Toen werd
er geroepen: "Leve de Republiek!" En het volk danste om het
schavot en zong de Marseillaise.
3 . 8 . "Het Schrikbewind"

In de zomer van 1793 kwamen de Jacobijnen aan de macht. Ze


waren voorstanders van volledige vrijheid en gelijkheid
voor iedereen. Onder aanvoering van Robespierre riepen de
Jacobijnen op tot het opbouwen van een nieuwe samenleving.
Maar eerst moesten de vijanden in binnenen buitenland
verslagen worden. Door de invoering van de algemene
dienstplicht en het vormen van een beroepsleger ging de
kwaliteit van het leger met sprongen vooruit. De
buitenlandse legers bleken er niet tegen opgewassen. In
Frankrijk zelf werden alle vermeende verraders opgespoord
en gedood. Van een eerlijke rechtspraak was geen sprake. In
sptember 1793 werd een wet gemaakt die bepaalde dat
iedereen die verdacht werd van tegenwerking meteen ook
schuldig verklaard zou worden. De rechters veroordeelden nu
tientallen mensen tegelijk. De beulen die de guillotine

Marie Antoinette, de Oostenrijkse, zoals n van de bijnamen van de koningin luidde, staat hier voor haar rechters
tijdens "Het Schrikbewind". Ze was nooit populair geweest bij het Franse volk. In tegenstelling tot dat van de koning
treurde niemand in Frankrijk om haar lot.

29

bedienden hadden het razend druk. Terreur en angst


stempelden het leven. De gevangenissen waren overvol.
Onophoudelijk klonk het "geklak" van de guillotine. Deze
periode van massale executies en terreur wordt "Het
Schrikbewind" genoemd. Tot n van de eerste slachtoffers
behoorde de koningin Marie Antoinette, tot de laatste
Robespierre zelf die bij zijn vroegere medestanders in
ongenade was gevallen.
De revolutie verslindt haar eigen kinderen! Ruim 35.000
mensen lieten onder de guillotine het leven. De meesten
waren zonder enige vorm van rechtspraak gedood.
3.9.

Het einde van "Het Schrikbewind"

In de herfst van 1794 kwam er een einde aan "Het


Schrikbewind". In de winter van 1794/1795 kregen de
gematigden onder de bourgeoisie de macht weer in handen. De
verworvenheden van de radicalen werden weer afgeschaft. Dus
weg met het algemeen kiesrecht; het plebs was ongeschikt om
mee te doen aan het bestuur van het land. De Republiek
kreeg een nieuwe laag van machthebbers. De groepen boeren
en burgers die tijdens de eerste revolutiejaren grond in
bezit hadden gekregen kwamen als overwinnaars uit de bus.
Samen met de industrile kapitalisten vormden zij de nieuwe
bovenlaag van de Republiek.
Op 5 oktober 1795 werd de Republiek opnieuw bedreigd door
een opstand in Parijs. Duizenden gewapende Parijzenaars
trokken door de nauwe straten van de stad. "Weg met de
regering" riepen ze, en "Weg met de Girondijnen". "Vuur",
beval een officier van het leger. De kanonnen daverden. Een
sterke troepenmacht joeg de opstandelingen op de vlucht. De
naam van de officier was
Napoleon Bonaparte. Als beloning
voor zijn optreden werd hij bevorderd tot generaal. Vier
jaar later werd hij eerste consul en nog vijf jaar later
kroonde hij zichzelf tot keizer. De Fransen hadden een
nieuwe alleenheerser.

30

GEVOLGEN VAN DE FRANSE REVOLUTIE

4.1.

Vergeefse revolutie?

Op het eerste gezicht beschouwd kunnen we zeggen dat de


hele revolutie voor niets is geweest. In plaats van een
koning hebben de Fransen nu een keizer. Het volk heeft
onder Napoleon net zo min wat te vertellen als vroeger
onder de Lodewijken.
Na de val van Napoleon in 1815 wordt de monarchie in
Frankrijk hersteld. Het tijdvak 1815-1830 duiden we in de
Westeuropese geschiedenis aan met de naam "De Restauratie".
De stroming die de samenleving van vr de Franse Revolutie
probeert te herstellen is het conservatisme.
In 1830, 1848 en 1871 zullen nieuwe revoluties Parijs op
zijn grondvesten doen schudden. Zijn we door deze
gebeurtenissen en deze revoluties weer terug bij af?
Er is niemand die deze oppervlakkige redenering lang vol
kan houden. Hoe men ook over de Franse Revolutie oordeelt,
iedereen is het er over eens dat het onjuist is om deze
revolutie als een op zichzelf staand gebeuren te
beschouwen. Alsof na de Franse Revolutie de mensheid haar
pad verder afloopt, dat zij voor de Franse Revolutie reeds
is ingeslagen. Onze moderne westerse cultuur is voor een
groot deel door de Franse Revolutie met haar voorlopers en
navolgers gevormd. De Franse Revolutie vormt samen met
volgende revoluties in Europa (1830 en 1848) een wezenlijk
onderdeel van een eeuwen omspannend veranderingsproces. In
het volgende hoofdstuk over interpretaties van de Franse
Revolutie zien we dat velen het emancipatiemotief in dit
veranderingsproces als het meest fundamentele zien.
4.2.

Napoleon

Welke plaats neemt nu Napoleon in ten opzichte van de


Franse Revolutie? Ofschoon hij enerzijds de revolutie juist
heeft beindigd en sommige van haar resultaten heeft
afgebroken of gewijzigd, heeft hij anderzijds enkele
fundamentele revolutionaire beginselen gehandhaafd en
verbreid. In dit laatste opzicht zet de "Corsicaanse
geweldenaar" de Franse Revolutie voort. Daarbij komt nog
een belangrijk aspect. De Franse revolutionairen zagen hun
revolutie niet alleen beperkt tot hun eigen land. Heel
Europa moet gaan delen in de zegeningen die de revolutie in
Frankrijk heeft gebracht. In naam van vrijheid, gelijkheid
en broederschap rukken de Franse legers in 1792 op tegen de
31

Napoleon. In een aantal opzichten beindigde


hij de Franse Revolutie, maar in veeI
opzichten zette hij de Franse Revolutie ook
voort.

vijanden. De volken van Europa moeten verlost worden van


hun tirannen. De gebeurtenissen in Frankrijk in de jaren
1792-1795 maken grote indruk in Europa. De Franse Revolutie
heeft, voordat Napoleon op het toneel verschijnt, de
geesten in heel Europa voldoende beroerd om een volledige
terugkeer tot de situatie van weleer onmogelijk te maken.
Ook zonder zijn veroveringen en staatkundige ingrepen zou
de confrontatie met de revolutiebeginselen niet uitgebleven
zijn. Toch is het ook juist Napoleon geweest, die als geen
ander de revolutionaire ideen en instellingen in Europa
uitgedragen heeft. Door zijn enorme militaire veroveringen
exporteert hij vele verworvenheden van de revolutie, zoals
bijvoorbeeld de vervanging van de standenstaat door de
gecentraliseerde eenheidsstaat en gelijkheid voor de wet,
naar andere landen.
We zien dat de revolutie de inrichting van de samenleving
in Frankrijk verandert. Door het internationale karakter
van de Franse Revolutie zien we deze veranderingen, al dan
niet gekleurd door specifieke omstandigheden, in meer of
mindere mate ook in die landen waar de invloed van de
Franse Revolutie aanwijsbaar is. In het volgende hoofdstuk

over interpretaties van de Franse Revolutie willen we recht


doen aan de mening van veel geschiedschrijvers, die de
Franse Revolutie zien als de meest radicale vorm van een
veel bredere revolutionaire beweging in de tweede helft van
de 18e eeuw.
4.3.

Bestuur

De verdeling van Frankrijk in 83 departementen die allemaal


op dezelfde wijze worden bestuurd en uit de revolutietijd
dateert, bestaat nog. De meest ingrijpende verandering in
het bestuur van Frankrijk is de al genoemde overgang van de
standenstaat naar de gecentraliseerde eenheidsstaat. Uit
een ander oogpunt wordt deze verschuiving ook wel getypeerd
als de overgang van aristocratie naar democratie. De grote
macht van de adel en de koning die het land volgens hun
eigen grillen en gewoonten besturen en zich daarbij
beroepen op de hun van God gegeven plaats, is voorbij. Niet
de goddelijke rechten van de koning maar de wil en het
vertrouwen van het volk moeten de basis van een regering
zijn. Het principe van de zogenaamde machtenscheiding,
waaronder we de (onder)scheiding tussen wetgevende,
uitvoerende en rechterlijke macht verstaan, wordt door de
revolutionairen als belangrijkste voorwaarde gezien voor
een aanvaardbaar staatsbestel. Dat principe heeft in Europa
in de 19e eeuw algemeen ingang gevonden, zij het in
verschillende varianten. Vr de Franse Revolutie wordt de
staat gezien als het eigendom van een bepaald koningshuis.
Deze monarchale staat van het Ancien Rgime maakt plaats
voor de nationale, democratische staat, waarin de burger
recht heeft op politieke zeggenschap. Deze zeggenschap
bestaat voornamelijk uit het recht om
volksvertegenwoordigers te kiezen. Deze concrete politieke
uitwerking van de gelijkheidsgedachte wordt straks met de
definitieve invoering van het algemeen kiesrecht
werkelijkheid, maar zij is in principe met de beginselen
van de Franse Revolutie gegeven. De grondwet beperkt de
macht van de koning.
4.4.

Wetgeving en rechtspraak

Op 26 augustus 1789 declareert de Nationale Vergadering de


rechten van de mens en de burger. Hierin wordt gesproken
over de natuurlijke rechten van de mens, die eeuwig,
onvervreemdbaar en onaantastbaar moeten zijn.... In deze
mensenrechtendeclaratie vinden we de grondbeginselen van de
Franse Revolutie het meest duidelijk en toegespitst
33

samengevat. Hierin lezen we dat alle mensen vrij en gelijk


geboren worden, recht hebben op persoonlijke veiligheid en
het recht hebben zich te verzetten tegen onderdrukking.
Vrijheid betekent, wordt in dit document gezegd, de
mogelijkheid alles te doen, wat een ander niet schaadt en
niet verboden is door de wet. Persoonlijke veiligheid houdt
in, dat geen enkele burger aangehouden, aangeklaagd of
gearresteerd kan worden anders dan op gronden in de wet
aangegeven. Het recht zich te verzetten gaat ervan uit dat
de samenleving het recht heeft iedere functionaris in
dienst van de gemeenschap ter verantwoording te roepen.
Maar het belangrijkste uit de verklaring is de bepaling dat
de grondslag van elke staatsmacht uitsluitend berust bij
het volk. De macht der Bourbons heerst niet langer in
Frankrijk, maar de macht van het Franse volk.
Bovendien, de verklaring die is afgelegd geldt niet alleen
voor de Fransen, maar voor alle volken, alle landen en alle
tijden. De rode draad die door alle bepalingen van de
declaratie loopt is het beginsel van de volkssoevereiniteit
en het zelfbeschikkingsrecht. Hier ligt het begin van de
zogenaamde burgerlijke, liberale of klassieke grondrechten.
Tot de meest recente consequenties die uit deze burgerlijke
grondrechten getrokken worden, behoort bijvoorbeeld de
vrijheid te kiezen tussen verschillende uitingen van
seksualiteitsbeleving en tussen huwelijkse en
buitenhuwelijkse seksuele relaties. Het recht op een milde
dood (euthanasie) is eveneens een consequentie van het
zelfbeschikkingsrecht dat aan de idee van de mensenrechten
ten grondslag ligt, zoals ook het recht op zelfdoding dat
in sommige kringen bepleit wordt. In de declaratie van de
rechten van de mens en burger worden de algemene beginselen
aangegeven, die in een grondwet nader zouden worden
uitgewerkt. In de revolutietijd worden verschillende
grondwetten ontworpen, maar ze hebben allemaal gemeen dat
ze de staatsmacht willen beheersen ter verzekering van de
individuele vri jheid.
De Franse Revolutie heeft ook een belangrijke aanzet
gegeven tot het vastleggen van voorschriften en regels in
wetboeken. De zogenaamde codificatie krijgt gestalte in de
Code Civil (burgerlijk wetboek) van 1804, de Code de
Commerce (wetboek van handelsrecht) van 1807 en de Code
Pnal (wetboek van strafrecht) van 1810/1811. Deze
codificatie betekent een belangrijke bijdrage tot de door
de burgers zozeer begeerde rechtseenheid en
rechtszekerheid. Het belangrijkste beginsel in het

burgerlijk wetboek is immers dat iedereen, ongeacht zijn


geboorte of bezit, gelijk is voor de wet. In het wetboek
van strafrecht komt het gelijkheidsbeginsel duidelijk naar
voren in de bepaling dat straffen voor dezelfde misdaad
voor alle mensen gelijk zijn.
Eenheid komt er voorts in het stelsel der Franse munten,
evenals in de maten en gewichten, die volgens het decimale
stelsel worden ingevoerd. Deze maatregel wordt geleidelijk
door bijna alle landen overgenomen, behalve door de
Angelsaksische. De dertien oude parlementen van het Ancien
Rgime in Frankrijk die in een bepaald gebied de hoogste
rechtspraak vormen en wijzigingen kunnen voorstellen,
verdwijnen. De rechtspraak wordt nu, evenals het bestuur,
aangepast aan de nieuwe indeling van Frankrijk in 83
departementen. Nieuw hierbij is ook het beginsel dat
rechtspraken openbaar moeten zijn. De beschuldigde heeft
altijd het recht op hulp van een advocaat en mag getuigen
meebrengen om zich te verdedigen. Het vonnis wordt
uitgesproken door een onpartijdige jury.
4.5.

Economie en belastingen

Met de Franse Revolutie wordt de standenstaat waarin


burgers niet gelijk zijn voor de wet in juridische en
fiscale aangelegenheden afgeschaft. De "feodale" orde
verdwijnt, wat zeggen wil, dat de tienden, de herendiensten
en het verplicht gebruik maken van bijvoorbeeld de molen en
de druivenpers van de heer tot het verleden behoren. Het
beindigen van interne tollen en het opheffen van
stedelijke en provinciale privileges betekenen een
belangrijke stap op weg naar een werkelijke eenheid. Bij de
belastinghervormingen valt onder andere de sche:' ding tussen
priv- en publieke uitgaven van de koning op. Cm de
publieke schuld te kunnen betalen wordt het kerkelijk
grondbezit verkocht en verdeeld. Dit betekent het
verdwijnen van de grootste grootgrondbezitter.
Het belangrijkste gevolg van de Franse Revolutie op
economisch gebied is wel het ruim baan maken voor de
"laissez-faire"-gedachte. Niet langer treedt de overheid
bevoogdend op waar het de economische orde betreft. De
knellende banden van het mercantilisme, een systeem waarbij
de overheid de invoer zeer beperkt en de uitvoer wil
bevorderen, worden losgemaakt.
In 1791 komt de zogenaamde "Chapelier-wet"; een verbod op
associaties voor werknemers en werkgevers om hun eigen
belangen te beschermen. Met het verdwijnen van de gilden
35

wordt de weg geopend voor het vrije marktverkeer. De Franse


Revolutie betekent een enorme stimulans voor de ontplooiing
van de ondernemingsgewijze produktie, zoals we die met name
in de 19e eeuw zien. Het valt op dat vanaf de Franse
Revolutie tot het laatste kwart van de 19e eeuw de staat
vrijwel ononderbroken terugtreedt uit het economisch
proces. In dit licht bezien is de Franse Revolutie een
beslissende factor in de ontwikkeling van het economisch
bestel. In dit econcmisch stelsel hebben de adel en de
geestelijkheid geen voorrechten meer. Iedereen heeft
gelijke kansen om door de enorme economische groei van de
Industrile Revolutie, een vooraanstaande plaats te
bereiken. Vanuit deze gezichtshoek geeft de Franse
Revolutie een enorme impuls voor het ontstaan van de
klassenmaatschappij.
Aan de andere kant moeten we de directe gevolgen van de
Franse Revolutie op economisch gebied niet overschatten.
Frankrijk blijft na de revolutie voornamelijk een agrarisch
land. In de landbouw werken net als in de tijd van het
Ancien Regime de meeste mensen en in de landbouw komen de
meeste investeringen terecht. Bovendien hebben sommige
ministers onder Lodewijk XVI al een begin gemaakt met het
wegnemen van de belemmeringen voor de economie. Wel heeft
de Franse Revolutie het grote proces in de Europese wereld
naat een marktgemeenschap versneld. Europa '92 ligt in dit
opzicht in het verlengde van de Franse Revolutie.
4.6.

De scheiding van kerk en staat

De scheiding van kerk en staat begint zich met de Franse


Revolutie te voltrekken. Wanneer we dit zeggen bedoelen we
in de eerste plaats het proces waarbij kerkelijke goederen
en instellingen aan de rechtsmacht van de Kerk worden
onttrokken. Kerkelijke grondeigendommen, kloosters en later
pastorien en andere gebouwen worden verkocht of onder
wereldlijk toezicht gebracht. Ondanks het feit van de
formele scheiding van kerk en staat in de grondwet blijft
de overheid zich lange tijd met de kerk en de godsdienst
bemoeien. In West-Europa is pas in de 20e eeuw in de meeste
landen de situatie ontstaan dat van een werkelijke
scheiding kan worden gesproken, in die zin dat kerk en
staat in financile- en materile zin volstrekt gescheiden
zijn.
Zo is in Nederland pas enkele jaren geleden besloten tot
verbreking van de zogenaamde zilveren koorde tussen kerk en
staat. Dit houdt in dat de overheid de kerk niet langer
36

subsidieert.
In de tweede plaats bedoelen we hier met de scheiding van
kerk en staat de privatisering van de godsdienst die het
gevolg is van de vrijheid en gelijkheid van alle
geloofsbelijdenissen, immers met de grondwet gegeven. In
Frankrijk is het rooms-katholicisme niet langer de door de
staat bevoorrechte godsdienst. In Nederland zweert de
overheid de Gereformeerde Kerk, als publiek bevoorrechte
kerk, af. De Franse Revolutie maakt een einde aan de
christelijke, confessioneel gebonden staat. De overheid
belijdt niet langer het Woord van God als norm in het
publieke leven. De enorme consequentie hiervan is het grote
verlies aan betekenis van het geloof voor samenleving en
cultuur. De staat is nu in wezen neutraal geworden.
Godsdienst is in principe een priv-zaak, de beoefenaars
ervan moeten deze in hun vrije tijd praktiseren. Hiermee
wordt een geestelijke erfenis van vele eeuwen verworpen. De
geleidelijke uitbanning van God uit de maatschappij doet de
christelijke grondslagen van de Europese cultuur wegvallen.

4.7.

De moderne ideologie

En van de belangrijkste erfenissen van de Franse Revolutie


is, dat tijdens en door deze revolutie een politiek systeem
geschapen wordt dat in de 19e en 20e eeuw vooral de
Westeuropese wereld binnendringt..We bedoelen hiermee de
moderne democratie met als belangrijkste beginsel de
volkssoevereiniteit. Deze volkssoevereiniteit is de
leidende politieke idee geworden van West-Europa. Uit de
staatkundige gelijkheid en vrijheid van de burger, vloeit
het recht voort van die burger, om op welke wijze dan ook,
mee te spreken over de uitoefening van het staatsgezag. De
Franse Revolutie bepaalt het karakter van de 19e en 20e
eeuwse monarchie. Deze instelling ziet zich genoodzaakt
haar basis nu maatschappelijk te verankeren. Het droit
divin geldt niet langer als legitimering van haar gezag. De
koningsmacht wordt aan banden gelegd en zo ontstaat de
constitutionele monarchie.
In de constitutionele monarchie wordt de koning door een
grondwet voorgeschreven wat zijn rechten en plichten zijn.
We zien hierbij een wezenlijk verschil met de tijd
voorafgaande aan de Franse Revolutie. Het gaat in deze
periode met name om de vrijheden en rechten die gehandhaafd
moeten worden tegenover of bevochten worden op de
soevereine vorst. Na de Franse Revolutie gaat het erom
37

welke vrijheden het volk zichzelf zal toestaan en welke


rechten en vrijheden het al dan niet wenselijk acht. Ten
diepste meent de burger hiermee de samenleving en het
menselijk geluk te kunnen maken. Zowel het liberalisme met
de nadruk op de ruimdenkendheid en het voorstaan van
economische en culturele vrijheid, als het socialisme met
het ideaal van het toebehoren van de productiemiddelen aan
de gemeenschap, stoelen op de grondgedachte van het
Verlichtingsdenken, waarin het optimisme over de
maakbaarheid van de samenleving de boventoon voert. V\fe
stuiten hier op een zeer wezenlijk aspect van de Franse
Revolutie. Misschien kunnen we onze moderne Westerse
cultuur het beste typeren met het begrip mondigheid. Tal
van aspecten van onze cultuur zijn ontstaan uit het
gedachtengoed van het Verlichtingsdenken, waarvan de Franse
Revolutie de proef op de som vormde. Welke aspecten zijn
dit dan of met andere woorden, wat houdt het begrip
mondigheid hier in? Kenmerkend hiervoor is de gedachte dat
de mens is staat is zijn eigen leven autonoom, zonder
bevoogding, richting en vorm te geven. Ieder gebied van
leven en denken wordt geregeerd door zijn eigen wetten en
is daarom onafhankelijk van God en Zijn regering. Hierdoor
wordt de zin van het leven geseculariseerd. De mens stuurt
zijn eigen leven naar het doel dat hij zelf stelt. Hij
duldt geen gezag meer van bovenaf. De slogan van de Franse
Revolutie: Ni Dieu, ni matre, geen God en geen meester,
drukt dit zeer kernachtig uit.
8.

De gevolgen van de Franse Revolutie voor Nederland

Er is heel wat te doen geweest over de vraag of de Franse


Revolutie verantwoordelijk gesteld moet of mag worden voor
de Nederlandse Revolutie. Met de laatste bedoelen we de
reeks omwentelingen tijdens de zogenaamde Patriottentijd
(1781-1795) en de Bataafse Republiek (1795-1806). Zeker in
de 19e eeuw, maar ook tot ver in de 20e eeuw is de gangbare
mening bij veel historici dat het verzet tegen de
regentenheerschappij enerzijds en het stadhouderschap
anderzijds een copie is van de ontwikkelingen in Frankrijk.
De burgerij in de Republiek staat volgens deze redenering
in rechtstreeks contact met de revolutionairen in
Frankrijk. En zeker de Bataafse Republiek, waarin de
grondslag voor de eenheidsstaat net vele nieuwe wetten
gelegd wordt, is in deze visie in verschillende opzichten
een afgeleide van de Franse Revolutie en een aanloop tot de
"Franse tijd", daterend van het Koninkrijk Holland

De Franse Revolutie heeft voor het onderwijs


een aantal positieve gevolgen gehad. 7.0 kwam
er veel meer aandacht voor de opleiding van
de onderwijsgevenden en verbeterde hun
materile positie.

(1806-1810) tot de inlijving van ons land bij Frankrijk


(1810-1813). Deze voorstelling van zaken die vooral door de
historici Colenbrander en Geijl gegeven is, wordt
tegenwoordig algemeen als onjuist beoordeeld. Ruimschoots
vr de Franse Revolutie levert de gegoede burgerij in
Nederland kritiek op het stadhouderschap van Willem IV en
Willem V en eist inspraak, vertegenwoordiging,
rechtsgelijkheid en hervorming van belastingen. Ook hier
groeit een storm van protest tegen het regentendom, waarin
men elkaar de baantjes toespeelt. Al lang voordat het hoofd
van Lodewijk XVI over het schavot rolt, moet onze prins de
residentie in Den Haag verlaten en grijpen in de gewesten
Utrecht en Holland in verschillende steden de "democraten"
de macht. Na Goejanverwellesluis (1787) vindt door het
ingrijpen van Pruisen een herstel van het stadhouderschap
plaats, maar de vermolmde staatsinrichting van de Republiek
zal het nog maar een paar jaar uithouden. Duidelijk is wel
39

dat de Franse troepen in 1795 het staatsbestel in de


Republiek versneld omstoten, hiertoe de kans gekregen omdat
de Republiek van binnen uit reeds aangetast en vervallen
is. Met de komst van de Fransen worden een aantal nieuwe
belastingwetten ingevoerd. In verband met de grondbelasting
wordt het kadaster noodzakelijk. Belangrijk is, dat het
beginsel van directe belasting wordt erkend, waardoor men
rekening kan houden met de draagkracht der
belastingplichtigen. De gilden verdwijnen nu definitief. In
1806 wordt de nieuwe schoolwet van Van der Ende ingevoerd.
Deze wet zal tot 1857 van kracht blijven. Voor de opleiding
van de onderwijzers wordt nu beter gezorgd en er worden
onderwijsexamens ingesteld. Bovendien verbetert de
materile positie van onderwijzers.
In 1811 wordt de algemene dienstplicht, toen conscriptie
geheten, in navolging van Frankrijk ingevoerd. In verband
met deze dienstplicht worden alle ingezetenen verplicht een
achternaam te kiezen. Door al deze veranderingen wordt de
basis voor een nieuwe ontwikkeling gelegd.

INTERPRETATIES VAN DE FRANSE REVOLUTIE

5.1.

Een snel oordeel

Met een oordeel over de Franse Revolutie kunnen SGP-ers


gauw klaar zijn. Alleen het uitspreken van de naam al, doet
ons positie kiezen. Nog goed herinner ik mij mijn eerste
vergadering van de SGP-kiesvereniging in mijn
geboorteplaats. De toestand van land, volk en staat werd
hier besproken. De meeste afwijkingen van het SGP-beginsel,
de verwording van de samenleving, de moderne -ismen, van
liberalisme tot feminisme, alle werden ze op rekening van
de Franse Revolutie geschreven. "Het zijn", zo zei een lid
van de kiesvereniging destijds, "allemaal vruchtgevolgen
van de Franse Revolutie".
Terecht wordt de Franse Revolutie vaak in negatieve zin
vereenzelvigd met het secularisatieproces met al zijn
verstrekkende gevolgen. Maar het gaat te ver om ten aanzien
van de Franse Revolutie een zodanige scheiding te hanteren,
dat de periode voorafgaande aan de Franse Revolutie
voorgesteld wordt als een geestelijke bloeitijd en het
tijdperk erna in alle opzichten verval toont.
Wanneer we de geest van de Franse Revolutie en de
doorwerking op velerlei gebied in alle opzichten consequent
blijven afwijzen kcmen we met betrekking tot ons
functioneren in het huidige politiek bestel wel in
moeilijkheden. Dat dit geen denkbeeldige zaak is, bewijst
het standpunt van Bilderdijk, de jonge Da Costa en
bijvoorbeeld Bernhardi. Zij wensten in de vorige eeuw niet
te functioneren in het politieke bestel dat zozeer de
sporen van de revolutiegedachte vertoonde.
Hoezeer de SGP-voormannen het doperse beginsel van mijding
hebben afgewezen, ook in onze tijd valt hier en daar te
beluisteren dat we als SGP-ers niet (meer) op verantwoorde
wijze kunnen functioneren in onze parlementaire democratie.
Het wordt tijd om ten aanzien van de Franse Revolutie de
balans op te maken om tot een standpuntbepaling te komen.
Eerst willen we echter in breder verband nagaan welke
interpretaties er in de loop van de tijd van de Franse
Revolutie gegeven zijn.
5.2.

Een Babylonische spraakverwarring

De Franse Revolutie is bejubeld en verguisd. De betekenis


van de ideen van de Franse revolutionairen wordt de ene
keer zeer groot en diepgaand beoordeeld, aan andere keer
41

weer gerelativeerd. Er zijn historici die zeggen dat onze


moderne westerse wereld goeddeels door de Franse Revolutie
is gevormd. Anderen beweren dat onze maatschappij meer
bepaald is door de tegenstand tegen de revolutie-ideen dan
door het overnemen van deze ideen. De bekende woorden van
de historicus P.Geijl: "Geschiedenis is een discussie
zonder eind" gaan in ieder geval voor de Franse Revolutie
op. Opvallend is het gebrek aan eenstemmigheid over een
totaalbeeld van de Franse Revolutie. Kunnen de historici en
anderen het nog wel eens worden over de betekenis van
aspecten van de Franse Revolutie, een beeld dat alle
aspecten van de Revolutie voor iedereen omvat, ontbreekt.
5.3.

Een oordeel van een tijdgenoot

Terwijl de Franse Revolutie in volle gang was, schreef de


Engelsman Edmund Burke zijn beroemd geworden boek:
"Overwegingen over de Revolutie in Frankrijk" (1790),
waarin hij de revolutionairen als ware dwingelanden
brandmerkte. Voorts voorspelde hij met grote nauwkeurigheid
het verdere verloop van de omwenteling. Burke was furieus
over de Franse Revolutie. Het was in zijn visie geen
beperkte dynastieke en grondwettelijke verandering, maar
een radicaal begin van iets totaal nieuws, hetgeen
gebaseerd was op fantasien van filosofen. Het zou volgens
Burke beter zijn ons te orinteren op tradities. Tradities
die de tand des tijds hebben doorstaan hebben hun
deugdelijkheid bewezen. Het vertrouwen op de menselijke
rede in politieke aangelegenheden is het wegwerpen van je
kompas midden op de oceaan volgens Burke. Hij wordt niet
voor niets de geestelijke vader van het conservatisme
genoemd. In ons land was het Groen van Prinsterer die
verschillende gedachten van Burke overnam.
5.4.

De Franse Revolutie als symptoom en onderdeel van een groter proces

De gedachten van Alexis de Tocqueville over de Franse


Revolutie, neergelegd in zijn standaardwerk uit 1856, mogen
niet overgeslagen worden
in een bloemlezing over visies op
r
de Franse Revolutie. :e Tocqueville laat zien dat de Franse
Revolutie een symptoori is van een eeuwen omspannend
veranderingsproces dat ~.?e ook modernisering kunnen noemen.
Hij duidt deze verschuiving aan, als een overgang van een
aristocratisch- naar een democratisch maatschappijtype. In
de visie van Tocqueville is 1789 slechts een symptoom van
een wereldwijde, onophoudelijke, bijna natuurwetmatige
42

verandering, die lang vr deze revolutie begon, en tot


diep in de 20e eeuw zou doorwerken. Met andere woorden, de
Franse Revolutie bevestigde wat al aan de gang was en
verankerde deze democratisering.
Tocqueville was de eerste van een volgende generatie die
(de geschiedenis van) de Franse Revolutie niet verdedigde
maar kritisch beschouwde. Hij deed dat op een wijze die tot
op de dag van vandaag bewondering afdwingt en navolging
krijgt. Volgens Tocqueville herstelde de Franse Revolutie
de centralisatie van het bestuur zoals die tijdens het
Ancien Rgime was gevestigd. Het centrale gezag werd na de
revolutie echter steviger, beter georganiseerd en absoluter
dan door welke van de vroegere koningen ook, uitgeoefend.
Tocqueville zwakte de betekenis van de Franse Revolutie af,
omdat hij in de absolute monarchie al een voorbereiding zag
van het centralisme dat door de Franse Revolutie steeds
verder zou worden doorgevoerd. Tocqueville heeft lang
voordat het CDA met zijn concept van de zorgzame of
verantwoordelijke samenleving kwam er op gewezen dat door
deze centraliserende zucht van de overheid aan allerlei
maatschappelijke middengroeperingen zoals het gezin,
verenigingen en organisaties hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid wordt ontnemen.
De visie van de Amerikaanse historicus Robert Palmer in
zijn werk: "The Age of Democratie Revolution" uit
1959-1964, vertoont veel overeenkomst met Tocquevilles
gedachtengang. De redenering van deze belangrijke
Amerikaanse historicus komt er op neer, dat vanaf 1760
overal in Europa min of meer heftige vormen van rebellie
tegen de zittende regeringen opkomen. Al ruim. vr de
Franse Revolutie zijn er revolutionaire bewegingen in
Ierland, de Republiek, de Oostenrijkse Nederlanden en
Polen. En natuurlijk, niet te vergeten de Amerikaanse
Vrijheidsoorlog (van 1774-1783), waar vanzelfsprekend ook
Engeland bij betrokken is. In deze visie is de Franse
Revolutie een onderdeel, zij het een spectaculair
onderdeel, van een beweging die in bijna alle landen rond
de Atlantische Oceaan is waar te nemen.
5.5.

De liberale of burgerlijke visie op de Franse Revolutie

De oudste en misschien wel de meest klassieke visie op de


Franse Revolutie is die, welke de Franse Revolutie ziet
opkomen uit de ideen en idealen van de Verlichting. Wat de
filosofen en andere nieuwlichters uit die tijd gezaaid
hadden, werd gemaaid in 1789 en daarna. 1789 zou het
43

I
belangrijkste jaartal zijn voor de opkomst van de Europese
burgerij. De kritiek van de Verlichting had samen met een
toename van de welvaart voor een bovenlaag in de derde
stand, de macht van de adel verzwakt en de Franse monarchie
in een crisis gestort. Handelend uit de
Verlichtingsdenkbeelden en gesteund door het volk wist de
burgerij de macht te grijpen. De legers van Napoleon braken
de traditionele maatschappijen van Europa af. In deze visie
wordt de Franse Revolutie dan vooral gezien als een strijd
tussen de adel en de burgerij. De Revolutie betekende een
breuk met de standenmaatschappij. De Verklaring van de
rechten van de mens en de burger heeft men beschouwd als
een typisch liberaal document met zijn opscmming van
klassieke vrijheidsrechten.
De gedachte dat de mens de vrijheid moet hebben om te doen
en te laten wat hij wil is n van de belangrijkste
grondslagen van het liberalisme geworden. Vrijheid is
immers de belangrijkste liberale waarde. De liberalen
hebben dit spoor, dat in de Franse Revolutie zo duidelijk
zichtbaar werd, verder doorgetrokken. Een ander spoor dat
in de Revolutie zijn begin vond, namelijk de
gelijkheidsgedachte, hebben de liberalen, zeker in hun
beginperiode, angstvallig laten liggen. Tot op de dag van
vandaag is dit liberalisme in de W D terug te vinden. Het
recht op ontplooiing voor het individu mag door de overheid
niet belemmerd worden. De overheid moet zich onthouden van
die zaken, die burgers zelf of onder elkaar kunnen regelen.
Dat deze burgers zich alleen door eigenbelang laten leiden,
los van elke norm die van boven of buiten de mens komt,
schrikt de liberalen niet af. Integendeel. Deze mens heeft
zich bevrijd van bovennatuurlijke banden en is nu op weg
naar een betere wereld, door hemzelf te bouwen. Daarbij wil
hij zo weinig mogelijk gebonden zijn aan beperkingen die de
medemens eventueel van hem vraagt of eist.
5.6.

De marxistische interpretatie van de Franse Revolutie

Vanuit marxistische hoek is men met een allesomvattende


verklaring van het vraagstuk van de Franse Revolutie
gekomen. Deze historici brengen de Franse Revolutie onder
in een klassenstrijd-schema waarin de bourgeoisie de rol
van de nieuwe opkomende klasse speelt, die de macht van de
adel breekt. De Franse Revolutie is in de visie van de
marxisten een strijd tussen feodalisme uit het Ancien
Rgime en het kapitalisme. Zoals het feodalisme een
noodzakelijke fase is in de ontwikkeling van de
44

geschiedenis, is het kapitalisme dat ook. De laatste fase


in de ontwikkelingsgang van de geschiedenis is de
communistische heilstaat, volgens deze marxisten. Dit
aantrekkelijke schema dat een totaalbeeld van de Franse
Revolutie wil geven, vervormt de werkelijkheid ingrijpend.

Karl Marx en Friedrich Engels, de grondleggers van het communisme. De marxistische geschiedschrijvers passen het
klassenstrijdschema ook toe op de Franse Revolutie. Het sociaal-economisch onderzoek neemt hierin een belangrijke
plaats in.

Recent lokaal onderzoek in Frankrijk toont aan dat we in


1789 niet alleen maar twee elkaar bestrijdende klassen van
edelen en burgers kunnen onderscheiden. Na de Revolutie
komt de adel als grondbezitter hier en daar zelfs versterkt
uit de strijd terug. Het verloop van de Revolutie is veel
meer door politieke dan door economische ontwikkelingen
bepaald volgens dit onderzoek. Er blijkt zich helmaal geen
ingrijpende structuurverandering ten gevolge van de Franse
Revolutie te hebben voorgedaan. De Franse landbouw werd
ondanks grote verschuivingen in landbezit na de onteigening
van de kerk en ondanks het einde van de feodale rechten
niet gemoderniseerd. Wel heeft de marxistische
benaderingswijze het onderzoek op sociaal en economisch
terrein wat de Franse Revolutie betreft enorm gestimuleerd.
De resultaten van dit onderzoek laten ons zien dat
45

economische factoren zeker een rol spelen bij het zoeken


naar een verklaring van de Franse Revolutie.
5.7.

De Franse Revolutie en het conservatisme

De stroming in de politiek die zich verzet tegen de


denkbeelden van de Verlichting in de Franse Revolutie
noemen we het conservatisme. In de verschillende landen van
Europa deed dit conservatisme zich in de 19e eeuw voor als
reactie op het gedachtengoed van de verlichters en
revolutionairen. In ons land heeft dit conservatisme naast
het liberalisme het politieke klimaat van de 19e eeuw
beheerst. In navolging van de Romantiek, die ook gezien
moet worden als een reactie op de Verlichting, benadrukken
de conservatieven de traditie en zien ze de maatschappij
als een organisch geheel. In plaats van het individu
stellen ze de historisch gegroeide gemeenschap op de
voorgrond. Nu was het ontstaan van het conservatisme als
politieke streming in de eerste helft van de 19e eeuw wel
te verklaren. Behalve bloed, zweet en tranen hadden de
Fransen tussen 1789 en 1815 zo'n twee miljoen medeburgers
aan revolutieen oorlogsgeweld opgeofferd. Het optimisme van
de Verlichting maakte plaats voor het pessimisme van de
Romantiek. In Nederland heeft het conservatisme geen
politieke partij opgeleverd, in andere landen van Europa
daarentegen wel. Wel zien we in ons land dat verschillende
politieke partijen elementen van het conservatisme in hun
denken hebben opgenomen, waarbij we zowel aan de liberalen
als aan de christen-democraten kunnen denken.

46

6 DE SGP, GROEN EN DE FRANSE REVOLUTIE


6.1.

De SGP en de Franse Revolutie

Bij een nadere standpuntbepaling over de Franse Revolutie


is het verstandig ons te beperken. We willen vooral (de
gevolgen van) de Franse Revolutie op politiek en
staatkundig gebied beoordelen. Wel is het goed te beseffen
dat het onmogelijk is om n onderdeel, namelijk de
ontwikkeling van het politieke denken, volstrekt gesoleerd
van andere aspecten van de Franse Revolutie te belichten.
De opvattingen in SGP-kring over dit onderwerp zijn
voornamelijk bepaald door de denkbeelden van Groen van
Prinsterer. Niemand in gereformeerde kring heeft zo
uitgebreid en grondig hierover geschreven als hij. Groen is
in deze een gezaghebbend man voor ons geworden. Wel dienen
we in de gaten te hebben dat we niet in alle opzichten
Groen voor ons SGP-karretje kunnen spannen. Er zijn heus
wel zaken te noemen, waarin we Groen niet volgen. Maar wat
het algemene kader aangaat is Groen voor ons en anderen een
bijna onuitputtelijke bron.
In onze tijd is het vooral dr. W.Aalders die in het spoor
van Groen wijst op de ontzaglijke doorwerking van de
revolutiegeest in staat, kerk en maatschappij. Hoewel
Aalders ook zijn eenzijdigheden kent, is het goed naar deze
bewogen en indringende stem te luisteren. Als weinig
anderen verstaat hij de kunst de eigen tijd(geest) kritisch
te doorschouwen.
6.2.

Groen en zijn "Ongeloof en Revolutie"

In 1847 verscheen van Groen van Prinsterer zijn meest


geciteerde en beroemd geworden boek "Ongeloof en
Revolutie". We zouden het een hartstochtelijk en alarmerend
anti-revolutionair geschrift kunnen noemen. Bekend is, dat
er eens een kamerlid was die Groens "Ongeloof en Revolutie"
elke winter doornam en prof. Fabius beval dat alle
confessionele kamerleden aan, desnoods om de andere winter.
In zijn denken over de Franse Revolutie valt op dat Groen
niet alleen over haar gevolgen handelt maar vooral op de
oorzaken en motieven van de revolutie het accent laat
vallen. Voor Groen is de revolutie niet in de eerste plaats
de politieke en maatschappelijke omwenteling die aan het
einde van de 18e eeuw in Frankrijk plaats vond, maar vooral
de omwenteling in denkwijze en gezindheid. De grondgedachte
van Groen is dat de Franse Revolutie de doorbraak betekent
47

Groen van Prinsterer heeft vanuit godsdienstige achtergrond de ideen van de Franse
Revolutie bestreden. Zijn bekende woorden
"Tegen de Revolutie, het Evangelie" zijn voor
ons van blijvende betekenis.

van het ongeloof in de staatkunde en de politiek. De titel


van zijn boek geeft een oorzakelijk verband aan tussen de
twee begrippen. Hij duidt de revolutie in de eerste plaats
theologisch. De Revolutie is volgens Groen, in verband met
de wereldhistorie, in omgekeerde zin wat de Hervorming voor
de Christenheid is geweest. Volgens W.Aalders zag Groen
1789 als het begin van een religiestrijd. Sindsdien speelt
zich in Europa een dramatisch conflict af met de toekomst
van het Christendom als inzet, aldus Aalders.
Groen is de enige geschiedschrijver geweest die zijn
uitgangspunt bij het beoordelen van de revolutiegeest
rechtstreeks koos in de belijdenis van het Evangelie. Van
daaruit heeft hij zijn boek geschreven. Tegen die
achtergrond begrijpen we beter dat zijn hoofdwerk geen ,
geschiedschrijving in de gebruikelijke zin van het woord
is. Niet de feiten, het verloop en de hoofdrolspelers van
de Revolutie zijn voor Groen het belangrijkste, maar het
religieus verband. Hoe waar zijn vele zaken gebleken die
Groen voorzag. De religie van het ongeloof stempelt onze
tijd. Aan de andere kant maakte Groen zichzelf misschien
onnodig kwetsbaar. Men hoeft het helemaal niet eens te zijn
met de liberale geschiedschrijver Fruin wanneer deze stelt
dat Groens boek wetenschappelijk n grote vergissing was,
om te moeten constateren dat Groen voor economische

factoren geen oog had. Hij noemt ze wel in zijn werk, maar
kleineert ze. Van grote aandacht voor de maatschappelijke
verhoudingen is bij Groen geen sprake. P.Geijl merkt niet
zonder recht op dat Groen over het Ancien Rgime schrijft
alsof het een gelukkige tijd was, waarin het ware, het
enige, het eeuwige staatsrecht gold en iedereen zijn macht
vrijelijk genieten kon. De historicus De Pater, in zeker
opzicht een nazaat van Groen, schrijft: "Het kwam niet bij
Groen op, dat in het krampachtig vasthouden aan de
verouderde rechten van de bevoorrechte standen en in het
absolutisme van de koning evenzeer een revolutionair
element kan schuilen, omdat ook historisch geworden
toestanden met de ordeningen Gods in tegenspraak kunnen
zijn".
Inderdaad aanvaardt Groen de historisch geworden
standenstaat niet alleen als de enig rechtmatige en
onaantastbare, maar zelfs als door God goedgekeurd. Het
valt niet moeilijk steekhoudende kritiek te leveren op de
historische methode die Groen in zijn Ongeloof en Revolutie
hanteert.
Maar het is vruchtbaarder Groens werkelijke betekenis voor
ons ter harte te nemen. Als geen ander heeft hij zijn eigen
tijd trachten te doorgronden en vooral antwoorden proberen
te vinden cm de doorwerking van de tijdgeest tegen te
houden. De vrijgemaakt gereformeerde geschiedschrijver
R.H.Bremmer spreekt niet voor niets over een getuigend
historicus, als hij het over Groen heeft.
6.3.

Anti-revolutionair en Contra-Revolutionair

Het moet voor ons opvallend zijn dat Groen zich afkeerde
van het politiek conservatisme van zijn dagen dat in alle
opzichten terug wilde naar de tijd van vr de Revolutie.
Groen van Prinsterer wilde niet zonder meer terug naar de
toestand van vr 1789. Hij wilde vanuit het Evangelie
hervormend inwerken op de nieuw ontstane toestand. Hierin
onderscheidde Groen zich van Bilderdijk. De laatste was een
contra-revolutionair bij uitstek, die geen oog had voor het
positieve dat de revolutie k gebracht had. Ok wilde
Groen niet terug naar het absoluut koningsschap, zoals de
contra-revolutionairen. Dat hij geen starre
contra-revolutionair was, bewijst zijn houding tegenover
het voorstel tot grondwetswijziging van de negen liberalen
met Thorbecke aan het hoofd. Aan ontbindbare Kamers en
verantwoordelijke ministers, een liberale opvatting die ook
te herleiden valt tot de Franse Revolutie, geeft Groen de
49

voorkeur boven de staatsvorm onder Koning Willem I.


Groen is anti-revolutionair. Hij verwerpt alles wat in
tegenspraak is met het Evangelie. Niet voor niets is zijn
adagium: Tegen de Revolutie, het Evangelie. Maar dat met de
revoluties in Europa een aantal wantoestanden worden
opgeruimd, zoals de rechtsongelijkheid, een verkeerde visie
op de slavenhandel, het in sommige opzichten corrupte
belastingstelsel en andere zaken, daar heeft Groen niets op
tegen, integendee1.
Een boeiend punt van vergelijking tussen Groen en de SGP is
de theocratie. In dit opzicht zien we bij Groen een
duidelijke ontwikkeling. Maatstaf blijft voor Groen de
theocratische norm van Gods Woord. Toch constateren we bij
Groen een.noodgedwongen aanpassing aan een aantal politieke
en maatschappelijke ontwikkelingen. We doelen hier
bijvoorbeeld op zijn aanvaarding van de bijzondere
christelijke school in plaats van de christelijke openbare
school.
Van wezenlijke betekenis is Groens geleidelijke aanvaarding
van de liberale grondwet van 1848. Groen trekt zich niet
terug uit het politieke leven van zijn dagen. Groen heeft
zeer tegen zijn zin de scheiding tussen kerk en staat
aanvaard en vanuit deze realiteit politiek bedreven. Zijn
theocratische ideaal lijkt hierdoor te vervagen. Zijn
christelijk streven verplaatst zich naar bepaalde
maatschappelijke kringen, zoals het gezin, de bijzondere
christelijke school, een eigen partij en pers.
6.4.

Wat moet de SGP met de erfenis van de Franse Revolutie?

De moderne democratie zoals wij die kennen is voor een


belangrijk deel een erfenis van de Franse Revolutie. Het
zelfbeschikkingsrecht en de volkssoevereiniteit zijn
kernbegrippen waarmee uiting wordt gegeven aan het
verwerpen van alle normen en regels, behalve die, welke de
mensen zelf gesteld hebben. Het meedoen in deze democratie
betekent op zich al een compromis. De SGP aanvaardt in een
aantal opzichten dit compromis. In de praktijk functioneert
ook voor de meeste SGP-ers het algemeen kiesrecht. Een man
als Groen moest in zijn tijd hier niet aan denken. Zo zijn
in de loop van de tijd geleidelijk aan meer verworvenheden
van de Revolutie ons niet vreemd gebleven. Ds. Kersten wees
het parlementaire stelsel, met zijn dualisme tussen kabinet
en volksvertegenwoordiging, af. Voor hem mocht een
overheid, immers door God over het volk gesteld, niet
beknot worden door het parlement. De SGP is in deze ook met
50

de tijd meegegaan. Eigenlijk is er ook geen alternatief. Of


een zich terugtrekken uit de parlementaire democratie omdat
de grondslagen van het huidige politieke bestel niet
deugen, of meedoen, totdat het compromis onaanvaardbaar
wordt.
We kunnen de Franse Revolutie niet negeren. In
politiek-staatkundig opzicht delen we ook in de voordelen
die de modernisering gebracht heeft. Vasthouden aan het
oude wordt onmogelijk omdat we staatsburgers van deze tijd
zijn. Niemand van ons zal een eenheidsstaat zoals wij die
kennen willen inruilen voor de statenbond van de Republiek.
Terecht profiteren ook wij van een aantal aantrekkelijke
grondrechten die hun oorsprong in het denken van de
Revolutie vinden, zoals de vrijheid van onderwijs, de
godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vereniging
en drukpers.
Vrijheid is hiermee genoemd. Wat de gelijkheid betreft zijn
ook wij kinderen van onze tijd. Het is volstrekt uniek in
de wereldgeschiedenis dat mensen gelijk zijn. Althans
voorzover we dat zien in de Westerse democratien.
Geestelijke leidslieden als Calvijn en Groen verwierpen in
hun tijd deze gelijkheidsgedachte. Met gelijkheid bedoelen
we hier die maatschappelijke gelijkheid waarbij alle mensen

De reformator Calvijn had ook duidelijk


omschreven denkbeelden over de taak en
roeping van de overheid. De gedachte van de
theocratie neemt bij hem een belangrijke
plaats in.

51

gelijke rechten en gelijke plichten voor de wet hebben.


Voor het eerst in de geschiedenis maakte met de Franse
Revolutie (met uitzondering van Amerika dat in 1776
onafhankelijk geworden was) de wieg niet langer alleen uit
waar je plaats in de maatschappij was. Wij vinden het heel
billijk dat mannen en vrouwen bij gelijke arbeid onder
gelijke omstandigheden gelijk betaald worden. Zo zou er nog
veel meer te noemen zijn.
De broederschap - de derde in de overbekende trits van de
Franse Revolutie - kan in onze moderne maatschappij met
zijn individualisme een juist tegenwicht bieden. Waar
traditionele samenlevingsverbanden dreigen weg te vallen
moeten mensen naar vormen zoeken waarin ze weer
verantwoordelijk voor elkaar zijn.
Toch kan en mag de SGP niet volstaan met het vaststellen
van een aantal verworvenheden van de Franse Revolutie die
op zichzelf beschouwd, positief zijn. Ook kunnen wij niet
volstaan met veroordelingen zonder meer, hoe juist ze op
zichzelf ook mogen zijn. We moeten proberen antwoorden te
vinden die getuigen van inzicht in deze bewogen tijd.
6.5.

De triomf van het zelfbeschikkingsrecht

Hoe moeten we de ontwikkeling van onze maatschappij zoals


deze zich met name in de 20e eeuw voordoet beoordelen? Paul
Ramsey, een modern theoloog, schrijft in zijn voorwoord op
het boek van Gabril Vahanian met de huiveringwekkende
titel "De dood van God": "Wij zijn de eersten in de
geschiedenis die op het uitgangspunt dat God dood is, een
cultuur moeten bouwen". Natuurlijk is de samenleving in de
loop van de eeuwen vele malen gewijzigd. Maar het verschil
met de tijd van na de Franse Revolutie lijkt mij sterk
daarin gelegen, dat voorheen steeds een stuk continuiteit
bewaard bleef, terwijl met en na de Franse Revolutie de
breuk met het verleden juist bedoeld werd. Geestelijke
waarden, die eenmaal onze samenleving samenhang en orde
hebben gegeven, worden zonder enig respect neergehaald.
Onze samenleving is betrokken bij een ontzaglijk proces van
ontkerstening. De Franse Revolutie heeft gewrikt aan de
fundamenten van onze christelijke samenleving.
Volkssoevereiniteit betekent dat de mens zonder bevoogding
op religieus of ethisch gebied zijn eigen leven wil
inrichten. Elk mens moet in volkomen vrijheid zijn eigen
keus kunnen maken. Ruim twee jaar geleden zond de V.P.R.O.
een documentaire over genetische manipulatie uit onder de
52

veelzeggende titel: "Beter dan God". De medische wetenschap


is in een aantal gevallen zover dat ze zegt: "God heeft met
Zijn schepping een aantal fouten gemaakt. Laten wij het
overdoen en nu beter." De overheid voert een zeer laakbare
Aids-campagne. De W D en de PvdA voeren in deze een
pleidooi voor onbeperkte vrijheid. Openlijke godslastering,
zoals bijvoorbeeld de regisseur Scorcese deed in de film
"De laatste verzoeking van Christus", wordt ook door het
CDA niet aangepakt. De overheid heeft immers geen afdoende
instrumenten om dit te keren, aldus de CDA-visie. De
gelijkheidsideologie wordt in onze democratie tot in het
absolute doorgedreven. Wetten worden aangenomen waarin het
democratisch functioneren van zorginstellingen geregeld
wordt. De wetgeving gelijke behandeling zet onze
godsdienstvrijheid op de tocht. Op sociaal-economisch
gebied werkt de tijdgeest van individualisme zichtbaar
door. In dit verband horen we van een Nota "meisjesbeleid".
Daarin staat beschreven hoe de sollicitatieplicht van
achttienjarigen vanaf 1990 gaat gelden. De houding van de
drie grote partijen ten opzichte van het homobeleid
verschilt onderling wel, maar kenmerkt zich niet door een
duidelijke afwijzing van een onbijbelse levenswijze.
Integendeel. Een overgrote meerderheid van de Kamer wil dat
de regering aan het basisen voortgezet onderwijs
roldoorbrekend lesmateriaal ter beschikking stelt.
Het is niet moeilijk meer gebieden te noemen waaruit
duidelijk blijkt dat de mondige mens zonder bevoogding zijn
eigen leven vorm en richting wil geven. En dan hebben we
hier alleen nog maar gesproken over die zaken die de zgn.
micro-ethiek betreffen en niet over bijvoorbeeld de
economische orde, het milieu, de techniek, enz.
Samenvattend kunnen we zeggen dat hierin het moderne
levensgevoel tot uitdrukking komt wat zo duidelijk belijdt:
hier beneden is het wel. De grote vraag die dan overblijft
is deze: Welke weg wil deze mondige mens naar de toekcmst
inslaan? Waar alles wat eenmaal het leven genormeerd had,
wegvalt, daar komt onvermijdelijk de vraag: hoe zal aan dit
leven weer zin kunnen worden gegeven? Loopt een samenleving
in deze nieuwe situatie niet het gevaar uiteen te vallen,
wanneer er bijvoorbeeld economische spanningen komen? Hoe
wil de politiek het vacum dat ontstaan is door het
ontbreken van een ethisch fundament, opvullen?
6 . 6 . Het antwoord van de SGP

Hierboven somden we enkele secularisatieverschijnselen van


53

onze tijd op. Het gaat niet op om een rechtstreekse lijn


van de Franse Revolutie naar de secularisatie van de 20e
eeuw te trekken, als zou de Franse Revolutie de enige
oorzaak hiervoor zijn. Er zijn meer krachten en periodes te
noemen die tot de secularisatie van het christendom hebben
geleid bij intellectueel en massa. Dat de Franse Revolutie
wel een zeer belangrijke fase in dit secularisatieproces is
geweest hopen we duidelijk gemaakt te hebben.
Wat is nu de plaats van de SGP in deze tijd? Is er wel
toekomst voor een partij die in de staatkunde de
gereformeerde beginselen wil handhaven? Met recht kan
gezegd worden dat de SGP de politieke erfenis van Calvijn
ook voor onze tijd wil bewaren. Deze reformator van Genve
neemt de soevereiniteit van God tot zijn grondgedachte, ook
voor de politiek. God is de absolute, soevereine God, Die
alle dingen geschapen heeft, alleen om Zichzelf en tot Zijn
eer en verheerlijking. Daarom behoort de mens met heel zijn
leven en met alles wat hij heeft ontvangen Hem toe. Het is
de levensroeping van de mens Hem te dienen. De SGP wil in
deze traditie staLan wanneer de partij als haar doel
verwoordt de beginselen van Gods Woord op staatkundig
terrein tot meerdere erkenning te brengen in ons land. De
overheid is Gods dienares. Ons land zou werkelijk gediend
zijn met de erkenning van Gods koningschap en het
gehoorzamen van Zijn geboden. Deze theocratische
gedachtengang is voor de SGP onopgeefbaar. Het is de grote
verdienste van Groen van Prinsterer geweest dat hij de
banier van koning Jezus hoog opgetild heeft waar de
christelijke leer miskend en geloochend werd. Groen zelf
ziet dit niet als zijn verdienste, hij zag zich als een
"Evangeliebelijder", die uitkwam voor de waarheid, "waar
het belijden met lijden vergezeld is". Hier ligt de taak
voor de SGP. Om woordvoerder te zijn van een traditie van
eeuwen. Publiekelijk Hem te eren. Dat betekent niet alleen
het staan in een oude traditie. Nee, wat meer is, het is
een verreikend perspectief naar de toekomst. Een toekomst
waarin het koninkrijk Gods geheel zal zijn hersteld en
waarin de theocratie volkomen zal zijn.

54

GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Aalders, W . Revolutie en Reveil. 1789-1989, Den Haag 1989
Bremmer, C. en Kool, M.G.N. (red.) Een staatsman ter navolging.
Groen van Prinsterer
herdacht. (1876-1976), 1976
Bremmer, R.H. Er staat geschreven! Er is geschied!, Willem de
Zwijgerstichting, Apeldoorn 1981
Cobban, A . The social interpretation of the French Revolution,
London 1971
Cliteur, Paul Revolutie en contra-revolutie in de ideologie van
Nederlandse politieke partijen. Bijdrage aan een
congresbundel over de Franse Revolutie, R.U.
Groningen 1989
Couwenberg, S.W. (red.) Opstand der burgers. De Franse Revolutie
na 200 jaar, Kampen 1988
Geijl, P. De Franse Revolutie, in: Verzamelde Opstellen deel 3 ,
Utrecht 1978
Geijl, P. Fruin contra Groen 1853-1854, in: Verzamelde Opstellen
deel
Utrecht 1978
Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, Franeker 1976
Grijzenhout, F./ Mijnhardt, W.W./Sas, N.C.F. van Voor Vaderland
en vrijheid, Amsterdam 1987
Haar, Jaap ter De Franse Revolutie, Bussum 1970
Hage, L.J.M. Mondigheid als cultuurmotief, in: Zicht 1977/5
Hobsbawn, E.J. De tijd van de revolutie 1789-1848, Amsterdam
1963
Mijnhardt, W.W. De Nederlandse Verlichting in Europees
perspectief, in: Theoretische geschiedenis, 10
(1983), 335-347
55

I
Palmer, R.R. The Age of Democratic Revolution, New York
1959-1964
Smitskamp, H . Groen's Ongeloof en Revolutie. Een bundel studin,
Wageningen 1949
Soboul, A . De Franse Revolutie, deel 1 1789-1793, Amsterdam 1979
Tocqueville, Alexis de, Over de Franse Revolutie, Kampen 1988
Woldering, H.E.S./Kuiper, O.Th. Reformatorische
maatschappijkritiek, Kampen 1980

56

LANDELIJK VERBAND VAN STAATKUNDIG


GEREFORMEERDE STUDIEVERENIGINGEN
SGP-JONCEREN

WAT IS HET LANDELIJK VERBAND EIGENLIJK?


Het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen is een overkoepelend orgaan van vele plaatselijke SGP-jongerenstudieverenigingen, die zich bezighouden met het bevorderen van de studie van politieke en maatschappelijke vraagstukken.
Het werk van het Landelijk Verband wordt verricht op vier verschillende terreinen, ook wel secties g e n o e m d .

SECTIE STUDIEVERENIGINGEN

SECTIE JONGERENORGANISATIE

De plaatselijke studieverenigingen komen eens in de zoveel tijd bij elkaar o m een politiek/maatschappelijk
onderwerp te behandelen. S o m s worden de lezingen door
de leden van de studieverenigingen gemaakt en gehouden en s o m s zijn er gastsprekers (kamerleden en
gemeenteraadsleden bijvoorbeeld). Deze plaatselijke
verenigingen hebben zich samen georganiseerd binnen
het Landelijk Verband. Zo kan men elkaar helpen en
ideen uitwisselen. Bovendien organiseert deze sectie
regelmatig regionale vergaderingen over
diverse
onderwerpen.

Eens in de twee jaar organiseert het Landelijk Verband


een SGP-jongerendag. Het gaat hier o m groots opgezette
bijeenkomsten waar bekende sprekers van zich laten
horen. Vele SGP-jongeren uit het hele land komen hier bij
elkaar. Dit maakt deze leerzame dagen ook tot gezellige
ontmoetingsdagen voor jongeren. Zeker de moeite waard
dus!

SECTIE INFO ZAKEN


Binnen deze sectie houdt men zich bezig met
het geven van informatie over de SGP naar binnen en
naar buiten toe. Het gaat hier o m allerlei soorten informatie. Te denken valt aan de geschiedenis van de SGP,
de standpunten van de SGP en de organisatie van de
SGP. Op dit m o m e n t hebben we o.a. in voorraad de veel
gekochte en gelezen Ds. Kersten- en ds. Zandtserie. In
deze serie worden de verschillende voordrachten en
artikelen gebundeld die ds. Kersten en ds. Zandt voor de
SGP hebben gehouden of geschreven. Op deze manier
kunnen we de band met het verleden bewaren en
ontdekken we de schatten in de traditie van de SGP. Ook
blijkt dat vele artikelen en redes nog niets aan actualiteit
hebben ingeboet.
Daarnaast verzorgt deze sectie de uitgave van infokaternen.

In het jaar dat er geen SGP-jongerendag wordt gehouden


zit het Landelijk Verband niet stil. Dan organiseren we
regionale bijeenkomsten, Deze bijeenkomsten zijn iets
kleinschaliger. Maar juist hier ontmoet je meer bekenden
en is er iets meer ruimte voor uitwisseling van gedachten.

SECTIE ONS CONTACT


Het Landelijk Verband brengt vijf keer per jaar een eigen
blad uit. De naam van het blad is O n s Contact". Het blad
staat vol met allerlei artikelen over actuele politieke
onderwerpen, interviews en verenigingsnieuws. Het
wordt allemaal op een pakkende manier gebracht door de
vele foto's en illustraties. Het is dus vlot te lezen. Voor
weinig geld heb je al een abonnement. Leuk en handig
voor een werkstuk en onderwerp.

LVSGS/SGP-jongeren
Ds. G. H. Kerstenhuis
Laan van Meerdervoort 165
2 5 1 7 AZ 's-GRAVENHAGE
Tel. 0 7 0 - 4 5 6 2 2 6 / 4 6 8 6 8 8

DE FRANSE
REVOLUTIE
drs. A. A. van der Schans
In de geschiedenis van de Nederlandse christelijke politiek is er altijd veel aandacht voor de Franse Revolutie geweest.
Niet verbazingwekkend, wannneer je beseft dat
het hoofdwerk van Groen van Prinsterer over deze revolutie handelde en deze man zelf aan de
bakermat van de Nederlandse christelijke politiek
stond. Hij heeft overduidelijk laten zien dat de
Franse Revolutie ideen vertolkte die haaks stonden en staan op de christelijke politieke opvattingen.
De ideen van de Franse Revolutie werken ook nu
nog door in de Nederlandse politiek. Je treft ze
vooral aan bij partijen als de W D en D'66. Voor
een christelijke visie op de actuele politiek is kennis van deze Franse Revolutie dan ook onontbeerlijk.
In deze katern heeft drs. A. A. van der Schans,
leraar geschiedenis, geprobeerd deze revolutie
zo helder en duidelijk mogelijk te beschrijven en
de gevolgen ervan aan te geven. Het resultaat is
een katern die voor persoonlijke studie, maar ook
voor studie op vereniging en school geschikt is.

Potrebbero piacerti anche