Klas: 2KBL Periode:

Instruction
You are about the make the English test. In this test you will find the following parts: listening, reading, words and sentences, grammar, writing and speaking. You will have 60 minutes to finish the test. The speaking part will be on a different time and date. You will get this information from your teacher. For this part you will be asked to talk for a maximum of five minutes with another student. You can receive a maximum of 100 points for this test. Each part shows how many point you can get, and to pass the test you will need more ten 55 points. Good luck!!

LISTENING

15 POINTS

Luister naar het fragment over Sam die praat over zijn vakantie. Schrijf op je antwoordenblad bij elk nummer de letter (A of B) van het juiste antwoord op. Het fragment zal n keer afgespeeld worden, dus let goed op. (Points:15 ) Je krijgt nu 2 minuten de tijd op de vragen door te lezen. 1. Op maandag is Sam.. a. Gaan wandelen vlakbij het strand b. Naar de stad gegaan 2. Op dinsdag het weer was a. heel erg zonning en warm b. regenachtig met veel wind 3. Tijdens het winkelen heeft Sam. a. Veel geld uitgegeven b. Weinig geld uitgegeven 4. Sam kon niet gaan kanoen omdat a. Het het weer niet goed was b. Het sportcentrum niet open was 5. Op het strand heeft Sam een a. Tijdschrift gelezen b. Een boek gelezen

READING TEXT 1: Going Far in a Car

20 POINTS

Going Far in a Car

Pack a car kit. Fill a box or bag with stuff to keep you happy and busy while you're riding in the car. Take magazines, pens, paper, healthy snacks, word puzzles, handheld videogames, and whatever else might help you stay occupied. Remember: bad moods and fights often start because we're bored, so take what you need to avoid boredom. Read, listen, or watch. A good book can help pass the hours on a car trip. If you get queasy reading in a moving vehicle, consider listening to books on CD or your favorite music. Using a portable player with headphones will help avoid arguments about what everyone wants to listen to. Read the map. Are you a big fan of asking "Are we there yet?" Doesn't make the drive go faster, does it? Instead, try mapping out the route on a roadmap, and mark off each town or landmark as you travel. Being the "navigator" will help you focus on the places you're driving through and keep you excited about the trip. Schedule plenty of stops. The longer people stay in a car, the more likely they are to get cranky. Help the adults plan out lots of stops along the route for bathroom breaks, a picnic lunch, scenic views, landmarks, or just to walk around, stretch, and get some fresh air. Plan on stopping at least once every two hours. When you all get back in the car, mix things up a little by trading seats. Answer the questions Lees de tekst Going Far in a Car Beantwoord de vragen met de juiste letter op je antwoordenblad. (Points: 8) 1. Wat wordt bedoeld met 'avoid boredom'? A. Zorg dat je niet misselijk wordt B. Zorg dat je je niet verveelt 2. Hoe kun je er, volgens de auteur, voor zorgen dat je je niet verveelt? A. Neem een tas mee vol met spullen die je helpen bezig te blijven B. Zorg dat je goed uitgeslapen bent voordat je op reis gaat 3. Waarom is het, volgens de auteur, slim om een koptelefoon te gebruiken? A. Je krijgt dan geen ruzie over de keuze van de muziek B. Je kunt dan zelf bepalen hoe hard je de muziek zet

4. Om de hoeveel tijd zou je volgens de auteur moeten stoppen? A. Tenminste om de twee uur B. Tenminste om de drie uur TEXT 2:

Answer the question Bekijk de advertentie Beantwoord de vraag met de juiste letters op je antwoordenblad. (Points: 2) 1. In which advert can you see actors and actresses performing on stage? A. Advertentie A B. Advertentie C C. Advertentie F 2. Beantwoordt de volgende vragen door TRUE of FALSE op je antwoordenblad te schrijven. (Points: 6) A. The rugby match starts at 3:00pm. TRUE FALSE B. The medieval market in Shepton town square is closed on Sunday. TRUE FALSE C. The musical performance of Oliver! starts in August. TRUE FALSE

TEXT 3:

Answer the questions Bekijk het restaurant menu. Beantwoord de vraag door het juiste antwoord op je antwoordenblad te zetten. (Points: 4) 1. You can eat salad in this restaurant. 2. This restaurant sells seafood. 3. There are four different types of pizza. TRUE FALSE TRUE FALSE TRUE FALSE TRUE FALSE

4. They don't have desserts in this restaurant

VOCABULARY
A. Vertaal de woorden van Nederlands naar Engels. (Points: 3) 1. Grens 2. Natie 3. Overleven

15 POINTS

B. Vul in het juiste antwoord in de lege plakken. Kies van de onderstaande woorden.(Points: 6) / owners/ freedom/ murdered/ difficulties / slavery/ cotton _____________began in America when the first African slaves were brought to the North American colony of Jamestown, Virginia, in 1619. Many African Americans were treated very badly by the _____________of the plantations. Some of slaves died because of the difficult work and some were ____________by the owners. During that time slaves used to work on plantation farms picking____________, or working on the field or in the houses of the owners. The _____________that the slaves went through were awful. C. Vertaal de dikgedrukte woorden van Engels naar Nederlands.(Points: 3) 1. You have to decide where you want to go. 2. Many countries invade other countries for power. 3. Every four years the elections start and people can vote for the next president. D. Maak een zin met de onderstaande woorden in het Engels. (Points: 2) 1. Soldier 2. Journey E. vertaal de onderstaande zinnen van het Engels naar het Nederlands.(Points: 2) 1. I have a dream. 2. Lots of love.

GRAMMAR
Write a sentence using this word. Use the past tense. 7 points Example: Gran My Gran broke her hip yesterday.

10 POINTS

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

About Sports car All night Romantic See To imagine Probably

.Make a sentence with the following words in the PAST TENSE! 3 points Example: (Watch) Did you watched that movie yesterday? 1. Walk.. 2. Play 3. Laugh.

WRITING

20 POINTS

Je hebt een actieve vakantie achter de rug. Je schrijft een kaart aan een Engelse vriend(in) over wat je gezien en gedaan hebt. Geef eerst in steekwoorden antwoord op de vragen hieronder. Je antwoorden helpen je om de tekst voor de kaart te schrijven bij de opdracht hierna. Je mag je antwoorden zelf verzinnen. Deze opdracht hoef je niet te maken, maar is een handige ondersteuning (Bonus points: max. 2) 1. Where did you go?

2. What was the weather like?

3. What souvenir(s) did you buy?

4. Did you go sight-seeing? What is the best thing you did or saw?

Schrijf een kaart aan je Engelse vriend George waarin je vertelt hoe je vakantie was. Gebruik je antwoorden uit opdracht 1. Schrijf: - waar je naartoe bent geweest; - hoe het weer daar was; - wat je gezien hebt; - wat het leukste is wat je hebt meegemaakt en waarom De kaart moet rond de 100 woorden zijn. Sluit je kaart netjes af.(Points: 20) Bij deze opdracht wordt je beoordeeld op: je woorden totaal, creativiteit, de lay-out, gebruik van woorden en grammatica.

SPEAKING
Formulier voor leerlingen: Voorbereiding voor de leerlingen:

20 POINTS

In de eindtoets van het hoofdstuk zit ook een onderdeel spreken. Je zal een rollenspel spelen samen met een andere leerling uit de klas. Iedere leerling zal maximaal 5 minuten aan het woord zijn. Je mag gebruik maken van het boek, maar je mag ook zelf zinnen verzinnen. Om je zelf voor te bereiden op de toets kan je gebruik maken van de woorden en de zinnen die in de chapter voorkomen van het tekstboek. Deze zinnen zullen je helpen om het gesprekje te voeren. Tijdens de toets zal je tijd krijgen op je kort voor te bereiden op het gesprekje. Nadat je jouw verhaal hebt verteld zal de docent nog een aantal vragen stellen die te maken hebben met jouw verhaal.

Toets leerlingen: Lees de opdracht goed door. Voor dit deel van de toets kan je 20 punten halen. Hierbij wordt gelegd op: je vlotheid, creativiteit, uitspraak, woorden & zinnen en je grammatica. Situatie: Jij wilt binnenkort naar de bioscoop gaan met je beste vriend/vriendin. Er is een film in de bioscoop die jij heel erg graag wilt zien. Hier zal je dan ook over in gesprek gaan. Het gesprek duurt maximaal 5 minuten. Wat moet er in het gesprekje voorkomen: Start het gesprek Vraag hoe het met de ander gaat Vertel dat je wat leuks hebt gedaan Vertel wanneer en waar het was Vraag de ander voor een mening Sluit het gesprek op een gepaste manier af.

Je krijgt nu 2 minuten de tijd om je gesprekje voor te bereiden. Leerling 1 zal beginnen. Aan het einde van het gesprekje zal de docent aan beide leerlingen nog een vraag stellen. Rollen worden omgedraaid

Leerling 1
Start the conversation Ask how the person is doing Tell what you did Tell were you went and what you saw Ask the other person for an opinion

Leerling 2
Greet the other student Say that everything is fine Ask for more information Say you like the story Explain what you think about it

End the conversation

Greet the other student

TEACHERS GUIDANCE Here are some tips to make sure the test will be graded in the way it should be: - Make sure that the test will be graded horizontally. This to avoid any problems regarding the evaluation bias. - Points are rewarded if answer is correct follow answer key - No points are deducted for the incorrect answer! - For writing and speaking the added rubric should be followed. Make sure you only deduct points if it is stated in the rubric to ensure the reliability of the test. Scoring of the test: o Listening, reading, vocabulary and grammar o Writing and speaking -> 60 points -> 40 points

- Every point equals 1% of the total amount of points (100). - For a total score: add all the points together Example: Student A received the following points Listening: 10 points Reading: 15 points Vocabulary: 8 points Grammar: 8 points Writing: 15 points Speaking: 10 points = 66 points

66 equals 66% of the total score. This means thats student A passed the test with a 6.6 The writing exercise has some bonus points. A maximum of two points can be awarded. These points should be added to the total amount of points.

ANSWER KEY
LISTENING
3 POINTS EACH CORREC T ANSWER

1. 2. 3. 4. 5.

A B A B B
TEXT 1,2,4: 2 POINTS EACH CORRECT ANSWER TEXT3: 4 POINTS EACH CORRECT ANSWER

READING Text 1: 1. B 2. A 3 A 4 A

Text 2: 1 B 2 A: TRUE B: FALSE C: FALSE Text 3: 1 TRUE 2. TRUE 3. FALSE 4 FALSE VOCABULARY EACH CORRECT ANSWER
IS 1 POINT

A. Vertaal de woorden van Nederlands naar Engels. 1. Frontier 2. Nation 3. Survive B. Vul in het juiste antwoord in de lege plakken. Kies van de onderstaande woorden. Slavery/ murdered/ cotton/ difficulties/ owners/ Slavery began in America when the first African slaves were brought to the North American colony of Jamestown, Virginia, in 1619. Many African Americans were treated very badly by the owners of the plantations. Some of slaves died because of the difficult work and some were murdered by the owners. During that time slaves used to work on plantation farms picking cotton, or working on the field or in the houses of the owners. The difficulties that the slaves went through were awful.

C. Vertaal de dikgedrukte woorden van Engels naar Nederlands. 1. You have to decide where you want to go. (beslissen) 2. Many countries invade other countries for power. (binnenvallen) 3. Every four years the elections start and people can vote for the next president. (stemmen) D. Maak een zin met de onderstaande woorden in het Engels. 1. Soldier 2. Journey E. vertaal de onderstaande zinnen van het Engels naar het Nederlands. 1. I have a dream. (Ik heb been droom) 2. Lots of love. ( Veel liefs) GRAMMAR
1 POINTS EACH CORREC T ANSWER

Students come up with their own answers. Check grammar and spelling.

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

About Sports car All night Romantic See To imagine Probably

1. Walk.. 2. Play 3. Laugh.

WRITING

Insufficient (1) Grammar Vocab Lay-out >5 mistakes No use of vocab from the book Student does not follow the rules of a postcard / postcard does not look nice Less aspects than the assignment asks for (<4) More than 20% less than what is asked

Sufficient (2) 3-5 mistakes Some words from the book Student follows the rules of a postcard

Good (3) 1-3 mistakes Words from the book Students follows the rules of a postcard + postcard looks nice

Excellent (4) No mistakes More words than in the book Students follows the rules of a postcard + postcard looks very nice

Creativity

All the aspects that the assignment asks for(4) Around 100 words

Little more than the Very creative (6>) assignment asks for(5/6) 20% more than what is asked 50% more than what is asked

Amount of words

Total points: 20

SPEAKING Insufficient (1) Grammar Vocab >5 mistakes No use of words and phrases from the book Retrieving back to native language needs help to progress Less aspects than the assignment asks for (<6) Sufficient (2) 3-5 mistakes Some words and phrases from the book are used Difficulties but still in English needs a bit of help to progress All the aspects that the assignment asks for(6) The student has errors in pronunciation, some effort in articulation in target language. Good (3) 1-3 mistakes Words and phrases from the book are used Some hesitation able to progress without help Excellent (4) No mistakes More words and phrases than the books provides Speaks fluently without any hesitations

Fluency

Creativity

Little more than the assignment asks for(7/8) The student makes minor errors in pronunciation, good articulation in target language with expression.

Very creative (8>)

Pronunciation Student makes little or no effort to enunciate and articulate in target language. Total points: 20

The student makes no errors in pronunciation, great articulation in target language with expression.

ANSWER KEY STUDENTS

LISTENING

Woman: Did you have a good time on holiday, Sam? Man: Yes, we had a great time. Woman: What did you do? Man: Well, on Monday, the weather was really good, so we went for a long walk near the sea. It was beautiful. Woman: That sounds nice. Man: On Tuesday, we wanted to go up a mountain, but it was very rainy and windy, so we visited some museums. They were quite interesting. Woman: Okay. Man: On Wednesday, we went shopping in the city. We bought lots of great things. We spent a lot of money. Woman: Oh dear! That always happens! Man: On Thursday we visited a lake. I wanted to go canoeing, but the water sports centre was closed. So we just went swimming. Woman: Really? Was the water cold? Man: Yes, it was a bit! On Friday we were quite tired, so we went to the beach and relaxed with a book. And on Saturday we came home! Woman: Well, it sounds like a great holiday.

READING

TEXT 1: Going Far in a Car

Going Far in a Car

Pack a car kit. Fill a box or bag with stuff to keep you happy and busy while you're riding in the car. Take magazines, pens, paper, healthy snacks, word puzzles, handheld videogames, and whatever else might help you stay occupied. Remember: bad moods and fights often start because we're bored, so take what you need to avoid boredom. Read, listen, or watch. A good book can help pass the hours on a car trip. If you get queasy reading in a moving vehicle, consider listening to books on CD or your favorite music. Using a portable player with headphones will help avoid arguments about what everyone wants to listen to. Read the map. Are you a big fan of asking "Are we there yet?" Doesn't make the drive go faster, does it? Instead, try mapping out the route on a roadmap, and mark off each town or landmark as you travel. Being the "navigator" will help you focus on the places you're driving through and keep you excited about the trip. Schedule plenty of stops. The longer people stay in a car, the more likely they are to get cranky. Help the adults plan out lots of stops along the route for bathroom breaks, a picnic lunch, scenic views, landmarks, or just to walk around, stretch, and get some fresh air. Plan on stopping at least once every two hours. When you all get back in the car, mix things up a little by trading seats. Answer the questions Lees de tekst Going Far in a Car Beantwoord de vragen met de juiste letter op je antwoordenblad. (Points: 6) 1. Wat wordt bedoeld met 'avoid boredom'? A. Zorg dat je niet misselijk wordt B. Zorg dat je je niet verveelt 2. Hoe kun je er, volgens de auteur, voor zorgen dat je je niet verveelt? A. Neem een tas mee vol met spullen die je helpen bezig te blijven B. Zorg dat je goed uitgeslapen bent voordat je op reis gaat 3. Waarom is het, volgens de auteur, slim om een koptelefoon te gebruiken? A. Je krijgt dan geen ruzie over de keuze van de muziek B. Je kunt dan zelf bepalen hoe hard je de muziek zet

4. Om de hoeveel tijd zou je volgens de auteur moeten stoppen? A. Tenminste om de twee uur B. Tenminste om de drie uur TEXT 2:

Answer the question Bekijk de advertentie Beantwoord de vraag met de juiste letters op je antwoordenblad. (Points: 2) 1. In which advert can you see actors and actresses performing on stage? A. Advertentie A B. Advertentie C C. Advertentie F 2. Beantwoordt de volgende vragen door TRUE of FALSE op je antwoordenblad te schrijven. (Points: 6) A. The rugby match starts at 3:00pm. TRUE FALSE B. The medieval market in Shepton town square is closed on Sunday. TRUE FALSE C. The musical performance of Oliver! starts in August. TRUE FALSE

TEXT 3:

Answer the questions Bekijk het restaurant menu. Beantwoord de vraag door het juiste antwoord op je antwoordenblad te zetten. (Points: 4)

1. 2. 3. 4.

You can eat salad in this restaurant. This restaurant sells seafood. There are four different types of pizza. They don't have desserts in this restaurant

TRUE FALSE TRUE FALSE TRUE FALSE TRUE FALSE

INFORMATION
Listening:
http://www.examenglish.com/KET/KET_listening_part2.htm

Reading: www.vocontent.nl www.britishcouncil.co.uk Writing: All Right, Malmberg, Vaardigheidstoets bij tweede editie Speaking:
http://tm.thiememeulenhoff.nl/goforit/module.asp?pagkey=5307 https://www2.drenthecollege.nl/Portals/0/olc/Engels%20Student%20Spreek%20en%20gesprek%20niv%20%20 A1%20A2.pdf