Documenti di Didattica
Documenti di Professioni
Documenti di Cultura
DEPARTEMENT FYSICA
Academiejaar 2014 - 2015
Nathan MISSAULT
Abstract
In this work I study silicene, a two-dimensional crystal of silicon with a
honeycomb structure like graphene, but with a buckled structure instead
of at planar one. This material is a possible candidate for constructing spintronics and valleytronics applications. In short, I have improved
with this research the understanding of the resonant behaviour of the
transmission probabilities through multiple barriers and I have managed
to optimize both spin- and valley-polarizations of the tranmitted electrons as a function of the perpendicular electric eld, magnetization and
electron energy to the point that I suggest a construction for a spinvalley lter which can give a current any spin- and valley-polarization. I
rst construct the Hamiltonian within the tight-binding fomalism. This
Hamiltonian will give us a low energy approximation of the energy band
structure and the density of states. Next, I investigate the transmission
and reection probabilities through one dimensional barriers of width d,
which are magnetized by the use of ferromagnetic strips. On top of that,
I apply a perpendicular electric eld which, as I show, will manipulate the
gap in the energy band structure. So far, this research has been limited
to only one or two barriers of equal width. In order to optimize the spinand valley polarization, I study the tranmission properties through any
number of barriers and I also briey consider two barriers with dierent
widths. These transmissions show a resonant structure and for a critical
electric eld value, which closes the bandgap, the transmission becomes
perfect at normal incidence for all energy values (Klein-tunneling). I am
also the rst to express the transmission probability through two barriers
analytically in such a way that the resonant structure can easily be understood and predicted. We also observe a small probability ( 10 3 ) for an
electron to be transmitted while the direction of its spin changes due to
spin-orbit interactions. Integrating over these transmissions gives us the
conductance through these barriers, which are dierent for electrons with
dierent spin and valley degrees of freedom. Using these conductances, I
calculate the spin- and valley-polarization of the transmitted current and
study their behaviour as a function of several dierent parameters. This
is done for dierent barrier constructions. I found that the magnetized
barriers manage to produce a spin-polarized current for which the conductance and the valley-polarization can be controlled with the electric eld,
making silicene an excellent material for both spintronics and valleytronics applications. Finally, I study the dispersion relation and the density
of states of silicene with a one-dimensional superlattice potential, which
display a miniband structure and additional Dirac points in the Brillouin
zone. I am the rst to do this for silicene.
Inhoud
1 Samenvatting
2 Inleiding
2.1 Siliceen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.2 Spintronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.3 Doelstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
4
6
7
3 Monolaag grafeen
3.1 Tight binding beschrijving van grafeen
3.2 Ontwikkeling rond een Diracpunt . . .
3.3 Klein-tunneling . . . . . . . . . . . . .
3.4 Spinor goluncties . . . . . . . . . . .
3.5 En-dimensionale potentiaalstap . . .
3.6 En-dimensionale potentiaalbarrire .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
8
8
12
15
15
17
20
4 Siliceen
4.1 Tight binding beschrijving van siliceen
4.1.1 Spin-orbitaal koppeling . . . .
4.1.2 Intrinsiek Rashba SOC eect .
4.1.3 Loodrecht elektrisch veld . . .
4.1.4 Magnetizatie . . . . . . . . . .
4.1.5 Totale Hamiltoniaan . . . . . .
4.2 Spinor goluncties . . . . . . . . . . .
4.3 En-dimensionale potentialen . . . . .
4.3.1 Potentiaalstap . . . . . . . . .
4.3.2 Potentiaalbarrire . . . . . . .
4.3.3 Spinverandering bij transmissie
4.3.4 Meerdere potentiaalbarrires .
4.3.5 Conductantie en polarizatie . .
4.4 Superroosterpotentiaal . . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
24
25
29
31
32
32
32
36
41
42
43
46
49
53
63
5 Conclusies
67
6 Appendix
6.1 Tweede naaste nabuur benadering . . . . . . . . .
6.2 Bilaag grafeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.2.1 Tight-binding Hamiltoniaan . . . . . . . . .
6.2.2 Reductie van de Hamiltoniaan . . . . . . .
6.2.3 Spinorgoluncties . . . . . . . . . . . . . . .
6.2.4 Stappotentialen met transfermatrixmethode
6.3 En-dimensionale potentiaalputten . . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
70
70
71
71
73
75
79
86
7 Referenties
89
8 Paper
91
2
Samenvatting
In deze thesis heb ik onderzoek gedaan naar siliceen, een vlak materiaal dat
slechts een enkele atoomlaag dik is. Siliceen is opgebouwd uit silicium-atomen
die geordend zijn in een zeshoekige orintatie, zoals een honingraat. Bij de
beschrijving van siliceen beperk ik me tot een benadering die enkel geldig is
wanneer de elektronen in siliceen een voldoende lage energie hebben. Ik ben
begonnen met te bestuderen wat de waarschijnlijkheid is, dat een stroom elektronen in siliceen doorheen een potentiaalbarrire geraakt. Dit is afhankelijk
van de energie van de elektronen die op deze barrire invallen, de hoek waaronder ze erop invallen en de hoogte van de barrire, wat in een klassiek geval
overeenkomt met de energie die een deeltje nodig heeft om doorheen de barrire
te geraken. In siliceen blijkt echter dat ook elektronen met een energie lager dan
de hoogte van de barrire doorgelaten kunnen worden, en in sommige gevallen,
die we resonanties noemen, is de waarschijnlijkheid hiervan zelfs erg hoog (tot
100%). Ik heb onderzocht waar deze resonanties vandaan komen.
Indien we de barrire een magnetizatie geven en een loodrecht elektrisch
veld aanleggen in ons materiaal, zijn deze transmissiewaarschijnlijkheden verschillend voor elektronen met verschillende spin. De spin van een elektron is
een kwantum mechanische eigenschap die ofwel up of down is. Dit is interessant aangezien men op zoek is naar manieren om een stroom elektronen te
lteren zodat deze enkel nog spin-up of spin-down elektronen bevat. Zo een
spin-gepolarizeerde stroom is nuttig voor spintronica, wat een soort elektronica
is waarbij de spin van de elektronen gebruikt wordt om informatie mee op te
slaan en te verwerken. Buiten deze spin zijn de transmissiewaarschijnlijkheden
ook anders voor de vallei-vrijheidsgraad, een eigenschap die elektronen in siliceen en gelijkaardige materialen hebben. Het is ook nuttig om de stroom en
vallei-polarizatie te geven, wat een gelijkaardige toepassing heeft in iets wat men
valleitronica noemt, een soort elektronica waarbij men de valleivrijheidsgraad
gebruikt.
Ik heb gevonden dat een gemagnetizeerde barrire in combinatie met een
elektrisch veld een stroom elektronen inderdaad kan polarizeren op vallei en
spin, en onder welke omstandigheden deze polarizatie het beste is. En van
deze omstandigheden is dat de energie van de elektronen net iets hoger of net
iets lager moet liggen dan de hoogte van de barrire. De magnetizatie van de
barrire bepaalt de spin-polarizatie en de vallei-polarizatie kan gecontroleerd
worden aan de hand van het elektrisch veld. In het geval er meerdere barrires
gebruikt worden, wordt de polarizatie nog beter, maar neemt het totaal aantal
doorgelaten elektronen af. Aan de hand van twee parallelgeschakelde barriresets met tegengestelde magnetizaties en een elektrisch veld zijn we dus in staat
om elke combinatie van spin- en vallei polarizaties te verwezenlijken.
Tenslotte heb ik ook kort onderzocht wat het eect is van een oneindige set
barrires. Dit blijkt de relatie tussen de totale energie van de elektronen binnen
siliceen en hun bewegingsenergie sterk te benvloeden.
Inleiding
2.1
Siliceen
Hier komt siliceen om de hoek kijken. Siliceen is, net als grafeen, een tweedimensionaal materiaal met een honingraatstructuur, maar in plaats van koolstofatomen is het opgebouwd uit siliciumatomen. Dit materiaal heeft, in tegenstelling tot grafeen, een sterke spin-orbitaalkoppeling die ons toelaat om een
bandkloof te induceren door het aanleggen van een loodrecht elektrisch veld. [3]
4
Gelijkaardige structuren opgebouwd uit Ge-, Sn- of Pb- atomen hebben ook een
sterke spin-orbitaalkoppeling en zijn dus ook interessante materialen om te onderzoeken, maar siliceen heeft het voordeel dat eenvoudiger te integreren is in de
bestaande Si-gebaseerde technologie. De Hamiltoniaan die we zullen gebruiken
om siliceen te beschrijven is echter ook in staat om deze andere kandidaten te
beschrijven.
In dit onderzoek kijken we naar de elektronische eigenschappen van siliceen
en berekenen we de tranmissie- en reectiewaarschijnlijkheden doorheen elektrostatische barrires. Bovendien manipuleren we het elektronisch spectrum in een
lage-energiebenadering met behulp van een elektrisch veld en een magnetizatie
van het materiaal binnen de barrires. Er zal al snel blijken dat deze eigenschappen anders zullen zijn voor "spin-up" en "spin-down" elektronen, wat siliceen
een interessante kandidaat maakt om een stroom elektronen te polarizeren op
spin, wat interessant is voor toepassingen in de spintronica. Dit is een vorm van
electronica waarbij de spin van de ladingsdragers gebruikt wordt om informatie
op te slaan en te verwerken. De interesse in siliceen als materiaal hiervoor
wordt nog versterkt door het feit dat siliceen een langere spin-diusietijd en
spin-coherentielengte heeft in vergelijking met grafeen. [4]
Experimenteel is men er in geslaagd om epitaxiaal siliceen te groeien op
verschillende metaal-substraten, zoals op een Ag oppervlak [5][6] en op dunne
ZrB2 vlakken [7]. Het nadeel van metallische substraten is echter dat deze de
geadsorbeerde laag siliceen afschermen van een loodrecht aangelegd elektrisch
veld, waardoor de bandkloof niet meer vrij te manipuleren is. Er is echter
al theoretisch bewijs dat siliceen ook stabiel is op een substraat van h-BN,
grafeen, SiC en tussen een grafeen-sandwich [8][9][10]. Siliceen is een interessant
materiaal om nieuwe nanotchnologie te ontwikkelen. Deze technologie staat voor
de uitdaging om steeds kleinere transistoren te bouwen om snelheid en e cintie
te bevorderen. Op nanoschaal zou men bijvoorbeeld geen last meer kunnen
hebben van de verstrooiing van elektronen aan onzuiverheden in het materiaal,
wat een belangrijke oorzaak is van resistiviteit en warmte-ontwikkeling. De
reden hiervoor is dat de geleiding dan gebeurt langs topologisch beschermde
metallische randtoestanden en zo de meeste imperfecties kan omzeilen. [11] De
nood aan nanomaterialen die hiervoor geschikt zijn is dus duidelijk. Een recente
publicatie in Nature [12] vermeldt de productie van een op kamertemperatuur
functionerende siliceen-gebaseerde veldeecttransistor. Hoewel deze nog niet
het hoge rendement haalt van de huidige halfgeleider-gebaseerde transistoren,
is het een belangrijke doorbraak.
Aangezien siliceen een complexere variant is van het materiaal grafeen, beginnen we met de transmissie-eigenschappen van grafeen te onderzoeken. De resultaten hiervan zijn in zekere mate overdraagbaar op siliceen en dit is daarom
een prima opstap naar ons materiaal. Maar alvorens te beginnen gaan we wat
dieper in op spintronica.
2.2
Spintronica
Spintronica [13], of spin electronica, is een vorm van elektronica waarbij, naast
de lading van de ladingsdragers, ook de spin-vrijheidsgraad gecontroleerd en gemanipuleerd wordt voor het verwerken van informatie op een niet-binaire schaal.
In plaats van twee toestanden 0 en 1, die staan voor lading en geen lading, is
er dan een combinatie mogelijk van geen lading, spin-up gepolarizeerde lading,
spin-down gepolarizeerde lading en eventueel ook niet-gepolarizeerde lading. Dit
kan men ook uitbreiden met andere vrijheidsgraden, zoals de vallei-index in siliceen. Elektronica die de vallei-vrijheidsgraad gebruikt wordt ook valleitronica
genoemd. Een enkele bitis dan niet alleen in staat om een toestand 0 of 1 op
te slaan, maar kan meer informatie bevatten, afhankelijk van het aantal gecontroleerde vrijheidsgraden. Een direct gevolg hiervan is dat een berekening dan
minder van deze bitsnodig heeft en dus sneller kan gebeuren.
Er komen hier echter een aantal complicaties bij kijken, die verder gaan
dan de vraag hoe kunnen we een systeem e cint polarizeren. Men moet
namelijk ook in staat zijn deze spin-polarizatie in stand te houden. Dit is niet
vanzelfsprekend aangezien de spin van een deeltje geen behouden grootheid is, en
deze dus kan veranderen ten gevolge van spin-orbitaal en hyperjn interacties.
De levensduur hiervan wordt gekarakterizeerd door de spin-diusietijd en de
spin-coherentielengte in een materiaal. Bovendien moet men ook in staat zijn
de spin- (en de vallei-) toestand in een bit kunnen detecteren, zodat men niet
alleen informatie kan opslaan, maar deze ook weer kan uitlezen.
Er zijn al verschillende manieren bestudeerd om met deze problemen om
te gaan. Voor een uitgebreide review hiervan en een waaier aan toepassingen,
waaronder spinlters, spin-diodes en spin-transistoren, verwijs ik naar [13].
In de ontwikkeling van spintronica toestellen is er speciek een vraag naar
niet-magnetische spin-lters. Het feit dat siliceen hiervoor van pas komt, is al
aangetoond in [14], waar men een concreet voorstel heeft voor een Y-vormig
toestel dat elektronen met verschillende spin- en vallei vrijheidsgraden naar verschillende uitgangen stuurt. De stroom kan hierdoor bijna 100% gepolarizeerd
worden door een van de uitgangen te sluiten, en is dus een potentieel onderdeel
van spintronica-circuits. Een schets hiervan is weergegeven in guur 1. Deze
spin-lter werkt via een combinatie van een loodrecht op het vlak aangelegd
elektrisch veld en een elektrisch veld in het vlak waardoor spin-up en spin-down
elektronen een verschillende Hall-conductiviteit krijgen. Voor meer details verwijs ik naar de paper. Recent is ook een review gepubliceerd die verschillende
spintronica toestellen beschrijft die opgebouwd zijn uit siliceen. [15]
Figuur 1: Schets van een Y-vormige spin-vallei lter opgebouwd uit siliceen,
overgenomen uit referentie [14]
2.3
Doelstelling
Siliceen is dus een interessant materiaal dat een belangrijke rol kan gaan spelen in nano-elektronica en spintronica, twee gebieden die van hoog technologisch en industrieel belang zijn, nu en in de toekomst. Om de elektronische
geleidingseigenschappen van dit materiaal beter te begrijpen, onderzoeken we
de transmissie- en reectie-eigenschappen doorheen elektrostatische potentiaalbarrires. Hierbij besteden we speciale aandacht aan de verschillen tussen de
spin-up en de spin-down elektronen. Dit is namelijk belangrijke informatie voor
het creren van een e cinte spin-lter. We beperken ons bovendien niet alleen
tot enkele barrires, maar bestuderen ook de geleiding doorheen meerdere barrires en de polarizatie van de doorgelaten elektronen. Ook de invloed van vrije
parameters zoals de constructie van de barrires, de potentiaalhoogte, een loodrecht aangelegd elektrisch veld en een lokale magnetizatie op de conductantie en
de polarizatie worden onderzocht, om een beeld te krijgen van de omstandigheden die goede geleiding van elektronen met de gewenste eigenschappen toelaten.
Tenslotte wordt ook kort aandacht besteed aan een systeem bestaande uit
siliceen met een superroosterpotentiaal bestaande uit een oneindige, periodische
reeks elektrostatische barrires. In vergelijking met vrij siliceen zal dit systeem
een ander energiespectrum vertonen. Dit is een interessante, eenvoudige methode om de invloed van een substraat op siliceen te bestuderen, wat belangrijk is
aangezien losstaand siliceen niet thermisch stabiel is en dit materiaal dus altijd
op een substraat zal worden gegroeid.
Monolaag grafeen
3.1
!
b2
2
2
(p ;
)
3a 3a
2
2
( p ;
).
3a 3a
(2)
k(
A !
k(r
!
!
R A ) + cB ( k )
B !
k(r
!
RB ))
(4)
Rj
!
waarbij N het aantal atomen in het rooster voorstelt, en Rj = n!
a1 + m!
a2 de
!
!
roosterpuntposities zijn met j=(n,m). Om de co cienten cA ( k ) en cB ( k ) te
i jHj
(5)
ij
ji
Rj
X
j
!
! X i!
cj ( k )
e k ( Rj
!
Ri )
ij
!
!
= E( k )ci ( k ) .
!
Rj
Aan de hand van deze laatste formule kunnen we de Hamiltoniaan voor grafeen
vinden. In de naaste nabuur benadering vinden we de volgende set van vergelijkingen:
!
!
E( k )cA ( k ) =
!
!
E( k )cB ( k ) =
AA c
BA (1
!
(k)+
+e
AB (1 + e
!!
!!
ik a
ik a
1
2
+e
!
)cB ( k )
!
!
)cA ( k ) + BB cB ( k )
!!
ik a
1
+e
!!
ik a
2
(7)
I) = 0
! 2
f( k )
= 0
!
f( k )
10
!
= E( k ) .
(10)
!
E( k ) =
3a
3a
1 + cos(
kx + ky ) + cos(
2
2
!
3a
3a
kx + ky ) .
2
2
(11)
Dit energiespectrum is weergegeven in guur 4 en is opgebouwd uit twee energiebanden. Elk koolstofatoom draagt n elektron in een -binding bij aan de
elektrische geleiding. In de grondtoestand is de onderste band, de -valentieband,
volledig gevuld en de bovenste band, de -conductieband, helemaal leeg. Het
!
Fermi-niveau ligt dus bij de nulpunten van de structuurfunctie f ( k ). Deze
nulpunten noemt men de Dirac-punten, en worden als volgt gevonden:
!
ik !
a1
1+e
3
cos( aky )
2
+e
!
f( k )
!
ik !
a2
3
i sin( aky )
2
(12)
1
=
2 cos(
3
2 akx )
=) ky
2n
;n 2 Z
3a
cos(n )
2 cos(
3
2 akx )
=) kx
(13)
2
p
3 3a
4
p
3 3a
+
+
11
4p m
;
3a
4p m
;
3a
n oneven
;m 2 Z .
n even
Figuur 4: Boven: 3D weergave van het tight binding energiespectrum van monolaag grafeen. Onder: Energiespectrum voor kx = 0. De twee nulpunten stellen
de hierboven beschreven Diracpunten voor.
In de appendix wordt kort onderzocht wat de bijdrage is van de tweede
naaste naburen, die we hierboven verwaarloosd hebben.
3.2
!
!
onder de translatie met de reciproke roostervectoren b1 en b2 . Deze punten zijn
!
4
K = 3p
; 0 , waarbij we de vallei-index = 1 ingevoerd hebben. Indien
3a
een elektron een lage energie heeft, bevindt het zich in n van de twee valleien
!
rond K : Men kan de benadering maken dat het elektron niet verstrooit tussen
de twee valleien. Deze benadering is geldig indien het elektron een golfvector
!
heeft die slechts weinig verschilt van de vallei K . Er is dus geen verstrooiing
tussen de valleien indien
j!
q ja << 1
(14)
!
!
waarbij !
q =K
k . Dit is meestal het geval, omdat het anders zou impliceren
dat er een grote verandering is in de impuls.
!
Voor de ontwikkeling rond een Diracpunt herschrijven we de Diracpunten K
in functie van de reciproke roostervectoren:
!
b1
!
K =
!
b2
3
(15)
!
a1
!
K
!
a2
2
+ 2 n0
3
2
+ 2 m0 ,
3
(16)
! !
met n en m gehele getallen. Vervolgens substitueren we k = K + !
q in de
!
uitdrukking voor f ( k ):
!
f( k ) = 1 + e
i!
q !
a1
2
3
+e
i!
q !
a2 i
2
3
.
i!
q !
ai
(17)
te benaderen
2
2
i!
q !
a 1 )e i 3 + (1 i!
q !
a 2 )ei 3
(18)
2
2
2
1 + 2 cos(
) i!
q !
a 1 cos(
) i sin(
)
3
3
3
2
2
i!
q !
a 2 cos(
) + i sin(
)
3
3
p
!
i! !
3! !
f( k )
q (a1+!
a 2)
q (a1 !
a 2) .
2
2
p
Aangezien !
a1+!
a 2 = (0; 3a) en !
a1 !
a 2 = ( 3a; 0); vinden we tenslotte als
eerste orde benadering van de structuurfunctie rond een Diracpunt:
1 + (1
!
f( k )
3a
( qx
2
13
iqy ) .
(19)
!
!
!
!
In een nieuwe basis (A K + ; B K + ; A K ; B K ) krijgen we dan de benaderde
Hamiltoniaan
0
1
0
qx iqy
0
0
C
3a B qx + iqy
0
0
0
C .
(20)
H=t B
0
0
0
qx iqy A
2 @
0
0
qx + iqy
0
Bij lage energie (geen verstrooiing) kunnen we ons beperken tot n van de
!
valleien. Indien we het gekozen Diracpunt K + bovendien als nulpunt nemen,
krijgen we als Hamiltoniaan:
0
kx + iky
H = ~vF
kx
iky
0
(21)
1 dE
t 3a
=
.
~ dk
h 2
(22)
!
De rond K + benaderde Hamiltoniaan heeft de vorm van de relativistische DiracHamiltoniaan
HD = c! !
p + mc2
(23)
waarbij voor vier dimensies geldt:
0 I2
en voor twee dimensies I = I (met I gaande over x
I2 0
en y) en = z : Hierbij zijn i de Pauli-matrices en is I2 de twee dimensionale
eenheidsmatrix. De Pauli-matrices zijn gegeven door:
en z) en
0
1
1
0
0
i
i
0
1
0
0
1
(24)
(25)
.
(26)
!
Indien we in onze Hamiltoniaan ~ k substitueren met !
p dan kan deze herschreven worden als
H = vF (px x + py y ) .
(27)
Dit is een Dirac-Hamiltoniaan voor massaloze deeltjes met een snelheid die vele
c
malen kleiner is dan de lichtsnelheid: vF
300 :
14
3.3
Klein-tunneling
(28)
=
=
b
i[x; H]
(29)
i[x; vF kx bx ]
= vF b x .
=
=
=
b
i[bx ; H]
(30)
i[bx ; vF ky by ]
2vF bz ky .
@
b x / ky .
(31)
@t
Aangezien we een systeem beschouwen dat translatiesymmetrie heeft in de yrichting, zal ky een behouden grootheid zijn. Indien een elektronengolf dus loodrecht invalt op een n-dimensionale potentiaalstap of -barrire (m.a.w. ky = 0),
heeft dit tot gevolg dat de snelheid vx en dus ook de pseudospin x behouden
grootheden zijn. Dit zal er voor zorgen dat een loodrecht invallende golf niet
gereecteerd kan worden aan een potentiaalbarrire, maar met 100% waarschijnlijkheid doorgelaten wordt. Wanneer de energie van de invallende golf kleiner
is dan de potentiaalhoogte, zal de golf tunnelen door toestanden in de valentieband. Dit fenomeen heet Klein-tunneling.
Klein-tunneling is een concept dat zijn oorsprong heeft gevonden in de quantum electrodynamica (QED), waar het oorspronkelijk de Klein paradox genoemd
werd. Hoewel het in fenomeen in de QED goed begrepen was, was het vanwege
praktische limitaties nooit experimenteel aangetoond. Toen duidelijk werd dat
Klein-tunneling ook optrad in grafeen, werd grafeen een belangrijk medium voor
experimenten over het relativistische Klein-tunneling en andere QED fenomenen [2][16]. Klein-tunneling werd onder andere experimenteel waargenomen in
[19].
3.4
Spinor goluncties
15
waarbij =
volgt dat
kx
iky
jkj
0
0
(33)
n (x)e
iky y
(35)
~vF
E
@ 2 1 (x)
@x2
r
Indien we nu de denitie kx =
E
~vF
@2
@2
+ 2
2
@x
@y
E
hvF
1 (x)e
ky2
iky y
1 (x)
(36)
iky y
=
=
=
= Aeikx x + Be
ikx x
(37)
~vF
@
@
(38)
i
+
(Aeikx x + Be ikx x )eiky y
sj j
@x @y
1
(Akx eikx x Bkx e ikx x ) + iky (Aeikx x + Be ikx x ) eiky y
sjkj
1 kx + iky ikx x iky y kx iky
Ae
e
BAe ikx x eiky y
s
jkj
jkj
waarbij s het teken van de energie E is. De laatste vergelijking kunnen we ook
uitdrukken in poolcordinaten, waarbij kx + iky = jkjei en kx iky = jkje i .
Met deze notatie kunnen we de eigenspinor schrijven als
(x; y) = A
1
sei
eikx x eiky y + B
1
se
ikx x iky y
(39)
3.5
En-dimensionale potentiaalstap
Aan de hand van de gevonden golunctie kunnen we nu de transmissiewaarschijnlijkheid doorheen een n-dimensionale stappotentiaal berekenen:
V (x) =
0
U0
x<0
.
x>0
(40)
=
v0
(41)
x<0
.
x>0
(42)
Waarbij s0 = sign(E
ky
)
kx
ky
arctan( 0 ) .
s qx
arctan(
(43)
v0 ) sin( )
v0
= n1;2 .
(44)
We herkennen hier de optische brekingswet van Snellius in. Merk hier op dat
indien de energie lager is dan de hoogte van de potentiaal, de brekingsindex n1;2
negatief wordt. In dat geval is een monolaag grafeen dus een metamateriaal.
Het breken van de golf aan de potentiaalstap is weergegeven in guur 5.
17
Figuur 5: Schets van de breking van de golf aan de potentiaalstap (a) en schets
van de potentiaalstap (b).
Uit de denitie voor qx vinden we dat er een kritische hoek bestaat waarbij
de golfvector exponentieel uitdooft in de potentiaalstap. Dit gebeurt wanneer
jky j > j
v0 j. De set van goluncties die dit probleem beschrijven zijn:
(x; y) =
1
sei
ikx x iky y
x<0
.
x>0
(45)
Merk op dat we voor E<U0 de links propagerende gatengolf gebruiken als transmissiegolf.
Aangezien er in de Hamiltoniaan slechts een 1e orde afgeleide zit, volstaat het
om hier continuteit voor de goluncties te eisen in x=0. De continuteit van de
afgeleide van de golunctie wordt niet geist. Hieruit volgt:
1
sei
+r
=) sei
1
se
= t
rse
18
(46)
eis0
0
(1 + r)eis
t =
sei2
ei(s +
s + ei(s0 + )
s(1 + ei2 )
.
s + ei(s0 + )
(47)
1 s cos(s0
1 + s cos(s0 +
2s cos(s0 ) cos(
1 + s cos(s0 +
)
)
)
.
)
(48)
19
3.6
En-dimensionale potentiaalbarrire
(49)
We bereken de transmissiewaarschijnlijkheid met behulp van de transfermatrixmethode. Voor de eenvoud schrijven we de gollfunctie als een product van
matrices:
j (x; y)
1
eikx x eiky y + bj
sei
= Pj Ej Cj .
= aj
20
1
se
ikx x iky y
(50)
1
sei
1
se
Ej
eikj x
0
Cj
aj
bj
(51)
eiky y
ikj x
e
.
We eisen opnieuw continuteit van de golunctie aan de rand van de potentiaalbarrire (x=u):
P1 E1 (x = u)C1
=) C1
=
=
P2 E2 (x = u)C2
1
(52)
E1 (x = u)P1 P2 E2 (x = u)C2 .
!2
= E1 1 (x = u)P1 1 P2 E2 (x = u) = M .
(53)
(x = d) .
(55)
bar
M11
bar
M21
1
.
bar
M11
=) t =
bar
M12
bar
M22
t
0
(56)
=
=
=
(57)
bar 2
M11
cos2
1+
cos2
(F 2
cos2 (q
cos2 cos2
x d) + (sin sin
1
1) sin2 (qx d)
waarbij
F =
sin sin
1
cos cos
21
(58)
Uit deze uitdrukking is al onmiddelijk af te leiden dat we onder twee omstandigheden perfecte tranmissie vinden. De eerste is wanneer F 2 = 1, waaraan
voldaan is wanneer
=
= 0, met andere woorden voor loodrechte inval.
Dit is de Klein-tunneling die we eerder al vermeld hebben. Verder vinden we
perfecte tranmissie wanneer sin(qx d) = 0. Deze resonanties zijn net als bij de
Schrdingervergelijking een volledige transmissie die optreedt wanneer de elektronen een staande golf vormen in de barrire, m.a.w. wanneer de dikte van de
barrire een geheel aantal keren de helft van de golengte van de invallende golf
bedraagt. Dit is een soort Fabry-Prot resonantie en zullen we in de rest van dit
werk ook zodanig benoemen. Net als bij een Fabry-Prot interferometer kan de
golf binnen de barrire een paar keer reecteren aan de randen alvorens ergens
doorgelaten te worden. Indien de helft van golengte van de golf een geheel
aantal keer in de barrire past (ofwel d = n2 ; n 2 N0 ) zullen de doorgelaten
golven constructief met elkaar interfereren, wat leidt tot maximale transmissie.
Deze transmissiewaarschijnlijkheid is weergegeven in Figuur 7.
22
cos2 ( )) .
(60)
(61)
Dit komt overeen met de zo goed als horizontale lijnen die we zien in guur X bij
de lage energiewaarden. Voor hogere waarden van n vinden we bij benadering
dat E / cos 2 ( ), wat het gedrag van de hoger gelegen resonanties verklaart.
Een gelijkaardige methode kan men ook gebruiken om het energiespectrum
en de transmissie-eigenschappen voor meerdere lagen grafeen te bestuderen. In
de appendix is dit uitgewerkt voor bilaag grafeen.
23
Siliceen
Nu we de belangrijkste eigenschappen voor grafeen gevonden hebben, kunnen we overgaan op de iets complexere variant siliceen. Siliceen is een tweedimensionale, hexagonale structuur van Si-atomen. In tegenstelling tot grafeen,
liggen de atomen echter niet langer in hetzelfde vlak, maar vertonen ze een
licht hoogteverschil, zoals weergegeven in guur 8. In het Engels spreekt men
dan van buckling. We deniren 2l als het hoogteverschil tussen de twee subroosters. De geknikte structuur is een gevolg van de grotere ionaire straal van
silicium vergeleken met koolstof. De laatste jaren is de interesse in siliceen
sterk toegenomen omdat de meeste interessante elektronische eigenschappen
van grafeen ook voorkomen in siliceen, met daarbovenop een grotere bandkloof in de Dirac-kegel van de bandenstructuur, die elektrisch te manipuleren is.
Verder lijkt siliceen gemakkelijk te integreren in de moderne silicium-gebaseerde
halfgeleidertechnologie en zijn er zelfs mogelijk toepassingen in spintronica, een
opkomende technologie die naast de lading ook de spin van elektronen benut.
24
4.1
H
Hyn
Hn
H
H =
E
Ty
T
E
(62)
met
.
(63)
3
X
~ ~
t(d~i )eik di
(66)
i=1
25
(67)
0
V3
0
iV3
0
0
V3
0
iV3
0
0
0
waarbij
V1
V2
V3
3
sin2 (Vpp
Vpp )
4
3
sin Vsp
2
3
sin cos (Vpp
Vpp ) .
2
(69)
Vss ; Vsp ; Vpp en Vpp stellen de hopping parameters van de - en de binding voor die gevormd worden door de 3s en 3p orbitalen. Hun waarde komt
overeen met de energie die nodig is om tussen de respectievelijke orbitalen te
hoppen. Hopping gebeurt voor lage energiewaarden niet rechtstreeks tussen
de twee pz -orbitalen van naburige atomen, en ook niet tussen de s-orbitalen,
maar wel tussen het pz -orbitaal en naburige px - en py -orbitalen, tussen de px en py -orbitalen en naburige s-, px -, py en pz -orbitalen en tussen het s-orbitaal
en naburige px - en py -orbitalen. De volledige tight binding Hamiltoniaan in de
B
A
A
A
B
B
basis { pA
; pB
} wordt dus gegeven door
z ; pz ; py ; px ; s
y ; px ; s
0
1
0
0
0
0
0
V3
iV3
0
B 0
0
V3 iV3
0
0
0
0 C
B
C
B 0
C
V
0
0
0
V
iV
V
3
1
1
2 C
B
B 0
iV3
0
0
0
iV1
V1
iV2 C
C .
H0 = B
(70)
B 0
0
0
0
V2
iV2
0 C
B
C
B V3
C
0
V1 iV1
V2
0
0
0 C
B
@iV3
0
iV1 V1
iV2
0
0
0 A
0
0
V2 iV2
0
0
0
26
'B
2
'3
'4
zodat H0 ! H1 :
0
0
B 0
B 0
BiV3
B
B 0
H1 = B
B 0
B
B 0
B
@ 0
0
1
A
p (pA
pA
x + ipy ) =
+
2
1
B
p (pB
pB
x
y )= p
2
1
p
pA + pB
+
2
1
p
pA
pB
+
2
iV30
iV20
0
0
0
0
0
0
0
iV20
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
iV30
0
0
0
0
0
0
0
0
0
iV30
iV20
0
0
0
iV20
0
0
(71)
0
0
0
0
0
0
V10
0
1
0
0 C
C
0 C
C
0 C
C
0 C
C
0 C
C
0 A
V10
(72)
p
p
waarbij V10 = 2V1 ; V20 = 2V2 ; V30 = 2V3 . Deze Hamiltoniaan is op te delen in
drie blokdiagonalen: HA ; HB en HC .
De energie-eigenwaarden van HA en HB voldoen aan de vergelijking:
det(HA=B
3
(V202
V302 )
I3 )
V302
0.
(73)
i I3
~ui = 0 .
(74)
B
UA = @
1(
1;
2;
3g
A
B
= fpA
z ; s ; '2 gUA
1
V20 1
2
V20 2
3
V20 3
0
1 )V3
2(
0
1 V3
0
2 )V3
3(
0
2 V3
0
3 )V3
0
3 V3
met normalisatiefactoren
i
1+
V20
2
i
0
i )V3
(
27
(75)
1
C
A = fuij g
(76)
i
V30
(77)
en die voor HB :
B
A
= fpB
z ; s ; '1 gUB
1
u11
u12
u13
u22
u23 A .
UB = @ u21
u31
u32
u33
4;
1;
4;
2;
5;
3;
6;
5;
0
7
6g
= '3 en
7;
8g
(78)
(79)
B A A A B B B
= fpA
z ; pz ; py ; px ; s ; py ; px ; s gU
(80)
de Hamiltoniaan diagonaliseert:
H00
H00
U y H0 U
0
0
1
B0
1
B
B0 0
B
B0 0
B
B0 0
B
B0 0
B
@0 0
0 0
0
0
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
V10
0
1
0
0 C
C
0 C
C
0 C
C .
0 C
C
0 C
C
0 A
V10
(81)
Aangezien siliceen een vrij lage buckling heeft, is V30 klein en zijn de oplossingen
van vergelijking (???) bij benadering
V302
V202
p
+
(82)
2
p2
+ 4V22
+ 4V22
.
2
Vanwege de half-gevulde schil van silicium weten we dat 4 van deze 8 energieniveaus onder het Fermi-niveau liggen. Aangezien V1 en 3 onder 1 liggen en de
rest erboven, weten we dat het Fermi-niveau van siliceen in de buurt van 1 ligt,
dus voor een lage energie-benadering kunnen we ons beperken tot de volgende
twee toestanden:
3
1
A
u11 pA
pB
ipB
x
y
z + u21 s + u31 p
2
1
A
p pA
u11 pB
u21 sB + u31
z
x + ipy
2
(83)
.
1 I2
0
vF (kx + iky )
vF (kx iky )
0
28
(84)
Spin-orbitaal koppeling
=
=
~ ~s
L+ s + L s+
+ Lz sz
0
2
0L
(86)
.
B A A A B B B
De matrix-elementen in de basis fpA
z ; pz ; py ; px ; s ; py ; px ; s g f"; #g kunnen
dan berekend worden met behulp van de volgende formules:
p
L+ jl; ml i =
l(l + 1) ml (ml + 1) jl; ml + 1i
(87)
p
l(l + 1) ml (ml 1) jl; ml 1i
L jl; ml i =
Lz jl; ml i = ml jl; ml i
p
s+ js; ms i =
s(s + 1)
p
s js; ms i =
s(s + 1)
sz js; ms i = ms jl; ms i .
ms (ms + 1) js; ms + 1i
ms (ms
1) js; ms + 1i
29
jpx i =
jpy i =
(88)
1
2
1 1
1 1
jL+ s j1; 1; ;
1; 0; ;
2 2
2 2
r
p
3 1
p0 2 + 0
+
4 4
2 2
p0
2 2
(89)
(90)
A=B
A=B
= U
0
Hso
y
= Uso
Hso Uso .
I2
(92)
In de lage-energie basis f "1 ; #1 ; "4 ; #4 g komt dit overeen met de eerste orde
spin-orbitaalkoppeling (kortweg SOC) rond het K-punt:
0
1
0
0
0
so
B 0
0
0 C
so
1st
C
Hso
=B
(93)
@ 0
0
0 A
so
0
0
0
so
30
8g
waarbij
so
! pB "
2
!
pB "
pA
z #
! pB #
0
2
! pB #
pB
z "
! pA
+ "
2
!
pA
+ "
pB
z #
2
!
pA
+ #
pA
z "
! pA
+ #
! pA
z "
(94)
! pA
z #
! pB
z "
! pB
z # .
In grafeen wordt bij het aanleggen van een elektrisch veld loodrecht op het
grafeenvlak, of door interactie met een substraat, de spiegelsymmetrie van het
rooster gebroken. Dit brengt een aantal extra termen in de Hamiltoniaan met
zich mee, en staat bekend als het extrinsiek Rashba SOC eect [21]. Bij siliceen is deze symmetrie echter al gebroken door de buckling. De termen in de
Hamiltoniaan die hiermee gepaard gaan schrijven we daarom toe aan het intrinsiekRashba SOC eect. Let wel op dat dit in essentie sterk verschilt van
het extrinsieke Rashba eect.
31
Deze termen zijn enkel verschillend van nul voor een eindige afwijking ~k van het
K-punt.
4.1.3
Voor ons onderzoek leggen we een elektrisch veld aan loodrecht op het siliceenvlak. Dit zorgt voor een afwisselende subrooster potentiaal die evenredig is met
het hoogteverschil tussen de twee subroosters. De termen die hierdoor aan de
totale Hamiltoniaan toegevoegd moeten worden in de basis f "1 ; #1 ; "4 ; #4 g zijn
bij benadering:
1
0
lEz
0
0
0
B 0
lEz
0
0 C
C .
(96)
HEz = B
@ 0
0
lEz
0 A
0
0
0
lEz
Magnetizatie
Het is mogelijk een magnetizatie te verkrijgen in siliceen door een ferromagnetische strip in de nabijheid van het siliceen-oppervlak te brengen [4]. Deze
magnetizatie zal ervoor zorgen dat de spin-up en de spin-down elektronen in het
materiaal een ander energieniveau krijgen. Deze Zeeman-splitting kunnen we
gebruiken om de transmissie-eigenschappen van de verschillende spin-toestanden
te doen verschillen en zo een spinlter te construeren. In de basis f "1 ; #1 ; "4 ; #4 g
wordt de bijdrage hiervan tot de volledige Hamiltoniaan gegeven door:
0
1
M
0
0
0
B0
M 0
0 C
C .
HM = B
(97)
@0
0
M
0 A
0
0
0
M
4.1.5
Totale Hamiltoniaan
vF k+
0
M Ez + so
ia R k+
vF k
0
M + lEz
ia R k+
0
vF k+
ia R k
M lEz
0
vF k
ia R k
M + lEz +
so
grafeen
siliceen
germaneen
staneen
so
(meV )
0
3.9
43
29.9
(meV )
0
0.7
10.7
9.5
l (A)
0
0.23
0.32
0.43
a (A)
2.46
3.86
4.02
4.70
Tabel 1: Waarden van de verschillende materiaalparameters van grafeen, siliceen, germaneen en staneen. Gedeeltelijk overgenomen uit [20] en aangevuld
met behulp van [22] en [23].
De energie-eigenwaarden van deze Hamiltoniaan zijn gegeven door :
s
q
2
Esz ; =
Ez l + sz
a2 2R k 2 + 2so + vF2 k 2 + sz M ,
(99)
33
so
C
C
A
so
C
C .
A
(98)
Deze Hamiltoniaan bescrijft niet alleen siliceen, maar ook grafeen, germaneen en staneen. Deze laatste twee materialen hebben dezelfde structuur als
siliceen maar in plaats van silicium zijn deze respectievelijk opgebouwd uit
germanium- en tin-atomen. De parameters voor de verschillende materialen
staan samengevat in Tabel 1.
vF (105 m=s)
9.80
5.52
4.57
4.85
neer Ez;c l =
a2 2R k 2 + 2so . Merk op dat indien de bandkloof bij het K-punt
verdwijnt voor spin-up elektronen, deze voor de spin-down elektronen verdwijnt
bij het K-punt en vice versa. Het elektrisch veld zorgt aan de Diracpunten voor
spin-vallei polarizatie, maar angezien de spin-vallei polarizatie aan de verschillende Diracpunten tegengesteld is, resulteert dit op zich niet in een werkelijke
spin-polarizatie. De magnetizatie zal tenslotte n van de twee spin-toestanden
een hogere energie geven dan de andere, wat de sleutel zal zijn tot het verkrijgen
van totale spin-polarizatie.
We kunnen het energiespectrum ook gebruiken om de toestandsdichtheid
(DOS) van siliceen te vinden [24]. Deze wordt namelijk gegeven door
X
D(E) =
(E E(~k))
(100)
~
=
=
=
k
Z
1
dk 2 (E
2
Z
1
dk k (E
Z
X
1
dk k
sz
E(~k))
E(~k))
(k ksz )
@(E E(~
k))
@k
ksz
de dispersierelatie als
q
Esz ; =
2
sz
+ vF2 k 2 + sz M .
(101)
E(~k))
=
@k
E(~k) door
p
E2
=
vF
vF2 k
2
sz
(102)
+ vF2 k 2
2
sz
(103)
(104)
1 X
jE + sz M j (jE + sz M j
vF2 s
z
jEz l + sz
so j
(105)
35
Figuur 11: De toestandsdichtheid van siliceen voor spin-up en spin-down elektronen. De gebruikte parameters zijn Ez = Ez;c en M = 0:
4.2
Spinor goluncties
ef f ~
HK
(k)
0
M + lEz
B
ia R k^+
= B
@
vF k^
0
= E
i R ak^
M + lEz +
0
vF k^
so
vF k^+
0
M lEz +
ia R k^+
so
0
vF k^+
ia R k^
so
lEz
ia
= ia
=
=
"
1
#C
1C
"C
4A
#
4
(106)
so
10
CB
CB
AB
@
Rk
#
1
+ vF k^+
"
+ vF k^+ #
R k+ 1
vF k^ "1 +
vF k^ #1
^
Rk
ia R k^+
ia
"
4
(107)
4
#
4
"
4
waarbij
=
(E
lEz +
so
(E
lEz
so + M )
(E + lEz
so
M)
(E + lEz +
so
+ M)
36
M)
(108)
#
4
a2
2
R ^2 "
k 1
ia
R vF
"
1
k^2
ia
R vF
vF2 ^2
k
k^2
#
4
#
4
vF2 ^2
k
ia
R vF
"
1
k^2
"
1
ia
R vF
a2
#
4
k^2
(109)
2
R ^2 #
k 4
en vervolgens tot
vF2
vF2
a2
2
R
a2
2
R
k^2
"
1
k^2
#
4
ia
ia
R vF
ia
R vF
ia
R vF
R vF
#
4
k^2
k^2
(110)
"
1
2lEz a
a2
2
R
R vF
@2
@x2
@4
@x4
ky2
2ky2
vF2
@2
+ ky4
@x2
"
1
a2
2
R
@2
@x2
"
1
ky2
(111)
= A0 eik1 x + B 0 e
ik1 x
+ C 0 eik2 x + D0 e
ik2 x
eiky y
(112)
waarbij
k1
k2
kF 1
=
=
=
kF 2
2"
q
s
s
2
kF2 1
ky2
kF2 2
ky2
1
a2 2R
+ vF2
1
a2 2R
a4
4
R
2
vF2
a2
2
2
R (E
+ Ez2 l2
2
so
M 2 ) + vF2 (E 2
Ez2 l2
2
so
M 2)
2"
a2
2
2
R (E
+ Ez2 l2
2
so
M 2 ) + vF2 (E 2
Ez2 l2
2
so
M 2) +
2"
(lEz E +
2
so M )
+ a2
2 2
R vF
+ (lEz
2 2
2
so M )(a R Ez l + vF M )]
2
2 2
Ez l + so + 4lEz E so M +
so
+ M E) vF4
= sign[M (Ez lE +
=
Ez2 l2 E 2
E 2 + 2Ez2 l2 +
2
so
M2
M4
(113)
wordt. Dit fenomeen staat gekend als anti-crossing. Wanneer dit gebeurt
correspondeert k1 na het kruisen niet meer met de spin-up toestand, maar met
de spin-down toestand, en hetzelfde geldt voor k2 . Dit is weergegeven in guur
12. Het teken
zorgt ervoor dat de golfvectoren voor alle energie-waarden
overeenkomen met eenzelfde spin. Dit vereenvoudigt het interpreteren van de
resultaten. Wanneer de intrinsieke Rashba SOC verwaarloosd wordt, moet men
hier uiteraard geen rekening mee houden.
Binnen een potentiaal met sterkte U zijn de golfvectoren net iets anders,
maar zijn gegeven door in de bovenstaande formules de substitutie E ! E U
uit te voeren:
q1 (E; U )
k1 (E
U)
q2 (E; U )
k2 (E
U) .
(114)
Aan de hand van bovenstaand stelsel zijn ook de andere goluncties af te leiden.
Indien we opnieuw gebruik maken van de matrixnotatie
j
= Pj Ej (x)Cj
(115)
zoals ingevoerd bij onze berekeningen voor grafeen, waarbij de index j aanduidt
of we de goluncties beschrijven buiten (j=1) of binnen (j=2) de potentiaal,
dan wordt de vierspinor voor siliceen in aanwezigheid van een elektrisch veld
Ez loodrecht op het vlak gericht en inclusief magnetizatie beschreven door de
matrices
1
0
1
1
B (k1 iky )
(k1 + iky )
(k2 iky )
(k2 + iky ) C
C
P1 = B
@ (k1 + iky )
(k1 iky )
(k2 + iky )
(k2 iky )A
1
1
0 ik x
1
e 1
0
0
0
ik1 x
B 0
C
e
0
0
C
E1 (x) = B
ik2 x
@ 0
0
e
0 A
0
0
0
e ik2 x
0 1
Aj
B Bj C
B
Cj = @ C
(116)
Cj A
Dj
38
Figuur 12: (a) Originele oplossing voor golfvector kx (E) waarbij de curves voor
spin-up en spin-down elkaar niet kruisen. (b) Aangepaste denitie zodat de
golfvectoren niet van energieband wisselen, (c) Gewone kruising bij verwaarlozing van de R -term.
39
waarbij
ia
=
=
=
2
R
a2
ia
+ vF
ia
+ vF
ia
(117)
k22 + ky2
1
ia
k22 + ky2
2
vF
R vF
2
R
a2
ia
R vF
2
vF
k12 + ky2
k12 + ky2
+ vF
+ vF
P10
B
= B
@
(k10 + iky )
1
0
0
(k10
(k10
1
iky )
0 ik0 x
e 1
0
ik10 x
B
0
e
0
E1 (x) = B
@ 0
0
0
0
0 1
Aj
B Bj C
C
Cj = B
@ Cj A
Dj
(k20 + iky )
0
iky )
(k10 + iky )
1
0
0
0
0 C
C
ik20 x
e
0 A
0
0
e ik2 x
40
(k20
iky )
(k20
iky )
C
C
(118)
A
1
0
0
(k2 + iky )
0
k10
k20
kF0 1
kF0 2
0
2"
q
s
kF021
ky2
kF022
ky2
(119)
1
a2 2R
+ vF2
1
a2 2R
q
2sign a4
2
vF2
4
R
a2
2
2
R (E
+ Ez2 l2
2
so
M 2 ) + vF2 (E 2
Ez2 l2
2
so
+ M 2)
0
2"
a2
2
2
R (E
+ Ez2 l2
2
so
M 2 ) + vF2 (E 2
Ez2 l2
2
so
+ M 2) +
0
2"
2
so M )
(lEz E
2 2
R vF
+ a2
2 2
2
so M )(a R Ez l + vF M )]
2
Ez2 l2 + so
4lEz E so M +
+ (lEz
so
M E) vF4
Ez2 l2
4.3
ia
ia
ia
2
vF
0
a2
0
2
R
+ vF
E +
k202 + ky2
R vF
a2
1
2
R
R vF
(120)
2
k202 + ky2
1
0
2
vF
0
2Ez2 l2
2
so
(121)
k102 + ky2
k102 + ky2
ia
+ vF
ia
+ vF
ia
+ vF
(E
lEz +
so
(E
lEz
so + M )
(E + lEz
so
M)
(E + lEz +
so
+ M) .
M)
(122)
En-dimensionale potentialen
De volgende onderdelen bespreken de transmissiewaarschijnlijkheid, conductantie en de spin- en vallei-polarizatie voor elektronen in monolaag siliceen. De
methode en berekeningen hiervoor zijn genspireerd op referenties [4],[25][26].
41
4.3.1
Potentiaalstap
0 x<0
.
Ux>0
(123)
= P2 E2 (0)C2
(124)
= M C2
P2 .
(125)
Herinnner dat, indien de energie van het invallend elektron hoger ligt dan de
potentiaalbarrire, het elektron een kans heeft om in de conductieband binnen
de potentiaalstap te belanden, terwijl in het andere geval Klein-tunneling optreedt. In het eerste geval zijn de co cienten t2 en t4 gelijk aan nul, en in het
tweede zijn t1 en t3 gelijk aan nul. De reden hiervoor is dat deze co cienten
dan de amplitude voorstellen van een terugreizende golf in de potentiaalstap
(ofwel reizend in de negatieve x-richting). In totaal zijn er dus in beide gevallen
slechts vier onbekenden en kan dit stelsel opgelost worden.
In onderstaande guur 13 worden voor spin-up en spin-down de transmissie2
2
waarschijnlijkheden T = 1 jr1 j
jr2 j weergegeven in functie van de energie
E en de invalshoek . We zien opnieuw enkel transmissie in de regios waar kx
en qx reel zijn, maar in tegenstelling tot bij grafeen zijn deze regios bij het Kpunt verschillend voor spin-up en spin-down elektronen. Bij het K-punt keren
de rollen van de twee spin-toestanden om. Het is duidelijk dat voor de juiste
invalsenergie enkel de spin-up elektronen doorgelaten worden bij het K-punt.
Bij het K-punt worden dan enkel de spin-down elektronen doorgelaten.
42
(127)
Figuur 13: Totale transmissiewaarschijnlijkheid bij het K-punt voor spin-up
(links) en spin-down (rechts) elektronen. De gebruikte parameters zijn: U = 50
meV, Ez = Ez;c en M = 0.
4.3.2
Potentiaalbarrire
(128)
=
=
M (0) M
1
(d)
(129)
(130)
jt"" j2
(131)
m(3; 3)
m(1; 1)m(3; 3) m(1; 3)m(3; 1)
spin verandert, t"# en t#" , zijn in dat geval nul. De analytische uitdrukking
wordt gegeven door:
T =
1
1 + sin (dqx )(F (kx ; qx ; ky )2
2
(132)
1)
waarbij
F (kx ; qx ; ky ) =
kx2
2
b
+ kx2 2w + ky2 ( b
2kx qx b w
w)
(133)
en
i
=E
Vi
sz Mi +
so
+ sz Ez;i l .
(134)
44
Figuur 14: Schets van de barrire in het (x,y)-vlak (a) en het (x,V)-vlak (b).
Met de huidige Hamiltoniaan bestaat er een kleine kans dat de spin na transmissie is omgekeerd. Zoals eerder vermeld is dit een gevolg van de koppeling tussen de spin-toestanden die bestaat vanwege de intrinsieke Rashba spinorbitaal koppeling. Voor siliceen is dit een verwaarloosbaar kleine kans (slecht
van orde grootte / 10 3 , zie onderstaande guren) en het is dus zeker te verantwoorden om de R -term achterwege te laten voor zwaardere berekeningen.
Voor germaneen en andere varianten van deze structuur is de waarde van R
echter groter en is het dus zeker de moeite waard om hier wat dieper op in te
gaan alvorens het achterwege te laten. Als men er namelijk in zou slagen om
de kans voor het omkeren van de spin te vergroten voor n bepaalde spin, kan
dit gebruikt worden om een e ciente spin-lter te maken. Voor siliceen zien we
dat deze transmissiewaarschijnlijkheid ongeveer even groot is voor beide spintoestanden. Verder lijkt deze te pieken in het gebied waar de transmissiegebieden voor beide spin-toestanden niet overlappen. Dat dit belangrijk is wordt
bevestigd door het feit dat deze tranmissiewaarschijnlijkheid overal nul is in het
geval Ez = M = 0, of als de twee spintoestanden dus volledig ontaard zijn.
We kunnen de transmissiegebieden voor de twee soorten spin nog sterker
van elkaar doen verschillen door het materiaal een zekere magnetizatie te geven.
In de praktijk brengt men hiervoor een ferromagnetische strip aan bovenop het
siliceen-oppervlak dat men wil magnetizeren. Hierdoor zal het gebied waar de regios niet overlappen vergroten en zo wordt ook het (E,k) gebied waarin de spinverandering optreedt groter. De volgende guren tonen de transmissiewaarschijnlijkheid T#" voor verschillende waarden van M en voor de kritische veldwaarde
Ez = Ez;c . De resultaten voor T"# zijn identiek.
46
Figuur 16: Transmissiewaarschijnlijkheid T#" waarbij de spin omkeert voor verschillende magnetizatiewaarden. Boven: M=0, midden: M= so , onder: M=2 so .
47
Het blijkt dat indien het materiaal in de barrire gemagnetizeerd is, deze
bijzondere transmissie sterk toeneemt. In tegenstelling tot wat men zou kunnen verwachten, is de transmissiewaarschijnlijkheid T"# niet groter of kleiner dan
T#" . Dit fenomeen zal dus de totale transmissiewaarschijnlijkheid niet benvloeden en draagt dus niet bij tot polarizatie. Uit nieuwsgierigheid is een analoge
berekening uitgevoerd voor germaneen, aangezien de waarde van R meer dan
tien keer groter is dan die voor siliceen. Het resultaat is getoond in guur 17. In
de K-vallei zien we nu wel een duidelijk verschil in transmissiewaarschijnlijkheid
voor de twee spins, en ook de twee valleien vertonen verschillende resultaten, in
tegenstelling tot wat we vonden bij siliceen. Toch blijft dit een klein, verwaarloosbaar fenomeen: ondanks de veel sterkere intrinsieke Rashba koppeling, is de
grootte orde voor deze transmissie nog steeds gelijkaardig aan die voor siliceen.
4.3.4
Meerdere potentiaalbarrires
Aangezien we een soort spinlter willen creren, spreekt het voor zich om ook de
transmissie doorheen twee of meer barrires te beschouwen. Twee lters zouden
namelijk beter kunnen werken dan n. Een schets voor de dubbele potentiaalbarrire is weergegeven in guur 18. Hierbij stellen d1 en d2 de breedte van
respectievelijk de eerste en de tweede barrire voor, en w de afstand tussen de
barrires. We beschouwen opnieuw enkel magnetizatie binnen de barrires. Deze
schets toont ook een constructie opgebouwd uit een serie potentiaalputten, wat
de situatie is voor U < 0. De transmissiewaarschijnlijkheden voor verschillende
aantallen potentiaalputten zijn weergegeven in de appendix.
Figuur 18: schets van de dubbele barrire (a) en van superroosters opgebouwd
uit barrires (b) en putten (c).
De dubbele elektrostatische potentiaalbarrire wordt beschreven door:
8
0
x<0
>
>
>
>
0 x < d1
< V
0
d1 x < d1 + w
V (x) =
.
(135)
>
>
V
d
+
w
x
<
d
+
w
+
d
>
1
1
2
>
:
0
d1 + w + d2 x
(d1 ) M (d1 + w) M
(d1 + w + d2 ) .
(136)
Met deze transfermatrix kunnen we nu opnieuw de transmissie- en reectiecofcienten vinden, volledig analoog aan de berekeningen bij een enkele barrire.
49
T1 (2d) =
1
1 + sin2 (2dqx )(F 2
1)
(138)
Uit deze uitdrukking zien we duidelijk dat we perfecte transmissie krijgen wanneer bij de Fabry-Prot resonanties die we eerder hebben besproken (sin(dqx ) =
0), wanneer F 2 = 1, wat overeenkomt met Klein-tunneling indien de bandkloof
gesloten is, en uiteindelijk ook wanneer aan de nieuwe conditie cos(wkx ) cos(dqx )+
F sin(wkx ) sin(dqx ) = 0 is voldaan. Fysisch is dit een soort Fabry-Prot resonantie over het volledige barriresysteem. In de volgende guren worden de
transmissiewaarschijnlijkheden voor spin-up en spin-down elektronen doorheen
de dubbele potentiaalbarrire weergeven. Om de structuur hiervan wat te verduidelijken, zijn de verschillende soorten resonanties in het wit aangeduid. Merk
op dat de extra resonanties ook doorgaan in het gebied waar qx , de golfvector
binnen de barrire, niet reel is en de golf dus niet propageert. Numeriek vinden
we echter dat de transmissie in dat gebied toch uitdooft.
50
Om de transmissiewaarschijnlijkheid doorheen een willekeurig aantal barrires te berekenen, maken we gebruik van de volgende eigenschap van de transfermatrix doorheen n barrire bij x = x0 :
M (x0 )
=
=
=
=
1)d)
1
n 1
E1 ((n
1)d)
1)d)
1)d) .
(140)
G =
ikx l
(n 1)w + (n 2)d
2
(iky ( w
b ) + kx b )
2kx qx b w
qx2
2
w
(F 2
51
1)
(141)
Conductantie en polarizatie
Z
Z
=2
=2
=2
(K)
T#
=2
( )E cos d
(K0)
( )E cos d
(K0)
( )E cos d
g"0
g#0
gc
=2
T"
=2
=2
T#
Aan de hand van deze conductanties is het eenvoudig een denitie op te stellen
voor de polarizatie van de stroom na transmissie. Voor spin polarizatie is dit het
genormalizeerde verschil tussen de conductantie van de spin-up en de spin-down
elektronen:
g" + g"0
g# + g#0
.
(143)
ps =
g# + g#0 + g" + g"0
Analoog kunnen we een vallei-polarizatie deniren die aanduid hoeveel van de
elektronen van het K-punt of het K-punt komen.
pv =
(g" + g# )
g"0 + g#0
(144)
Nu we een uitdrukking hebben voor de verschillende polarizaties, is het mogelijk om deze te plotten in functie van verscheidene parameters en zo te onderzoeken onder welke omstandigheden de polarizatie optimaal is.
We beginnen met de totale conductantie gc , de spin-polarizatie ps en de
vallei-polarizatie pv te plotten als functie van de hoogte van de potentiaalbarrire, U voor een contante energie EF .
53
Uit deze guren kan men aeiden dat de conductantie minimaal is wanneer
de energie EF ongeveer overeenkomt met de potentiaalhoogte U , en toeneemt
naarmate het verschil groter wordt. Ook zien we dat de spin- en vallei-polarizatie
juist optimaal zijn indien de energie van de elektronen net iets hoger of net iets
lager is dan de hoogte van de potentiaalbarrire. De oscillaties zijn nog een
manifestatie van de Fabry-Prot resonanties. Verder zien we dat de polarizatie
beter is voor meerdere barrires.
Vervolgens plotten we deze 3 waarden als een functie van het elektrisch veld
en de magnetizatie, de twee parameters die het energiespectrum manipuleren.
56
Op bovenstaande guren zijn met de witte symbolen x, + en drie verschillende vallei-polarizaties aangeduid (-1, 0 en 1) voor een constante magnetizatie
die gepaard gaan met een sterkte spin-polarizatie en een voldoende grote conductantie. Dit illustreert dat we vrij elke combinatie van de spin-(-1 of 1) en
valleipolarizatie (-1, 0 of 1) kunnen kiezen door de parameters juist te kiezen.
Tenslotte kunnen we kijken naar de invloed van de breedte van de barrires,
d, en de afstand tussen de barrires, w. De resultaten zijn weergegeven in
guur 24 en 25. Hierop zien we dat de breedte van de barrire geen belangrijke
parameter is voor de polarizaties. Dit is een belangrijke observatie, aangezien we
wel een aanzienlijke verbetering zien in de vallei-polarizatie binnen de regio waar
de conductantie voldoende hoog is. Het lijkt dus e cienter om te werken met
een serie barrires dan met n brede barrire. Verder zien we wat oscillaties ten
gevolge van het feit dat het variren van de breedte de Fabry-Prot resonanties
veplaatsen in het (E,k)-vlak. Deze oscillaties zijn gelijkaardig voor verschillende
aantallen barrires. Ook de afstand van de barrires geeft geen belangrijke
bijdrage. Deze parameter verandert de extra resonanties die we vonden voor
meerdere barrires. Deze zijn sterk uitgesproken voor 2 barrires, en nemen
sterk af als het aantal barrires verder toeneemt. Voor tien barrires is de
frequentie van de oscillaties zo klein dat ze op de getoonde schaal niet zichtbaar
zijn. Dit komt overeen met onze observaties bij de transmissieplots.
58
Constructie van twee barrires Tot nu toe hebben we ons beperkt tot een
herhaling van identieke barrires. Het is echter ook interessant om te kijken naar
een constructie van twee barrires met verschillende breedtes en verschillende
magnetizaties. De resultaten zijn weergegeven in guur 26:
62
te kiezn met breedtes tussen 90 en 150 nm. De breedte die we tot nu toe voor
de barrires gekozen hebben ligt in deze regio.
4.4
Superroosterpotentiaal
(0+ )
(d2 )
( d1 )eik(d1 +d2 ) .
(145)
= Pj Ej (x)Cj .
(146)
= P1 1 P2 C 2
C1
= E1 1 ( d1 )P1 1 P2 E2 (d2 )e
(147)
ikd
C2 .
ikd
E1 ( d1 )P1 1 P2 )C2 = 0 .
63
(148)
ikd
E1 ( d1 )P1 1 P2 ) = 0 .
(149)
(150)
Figuur 29: Dispersierelatie E(k,ky ) voor spin-up (links) en spin -down (rechts)
elektronen bij het K punt van siliceen met een superrooster. Voor het Kpunt
zijn de resultaten voor spin-up en spin-down opnieuw omgekeerd. Slechts de
eerste twee banden zijn getoond.
We zien onmiddelijk dat deze dispersierelatie extra Diracpunten vertoont die
een gesloten bandkloof hebben bij de kritische veldwaarde, als gevolg van de extra periodiciteit van het systeem, vergeleken met vrij siliceen. Deze periodiciteit
beperkt zich tot de kx -component omdat de barrires periodisch voorkomen in
de x-richting. Voor de relatie E(ky ) is er ook iets veranderd: voor lage ky is de
energie niet altijd lineair in ky maar is deze afhankelijk van de kx -component.
Voor bepaalde waarden gedraagt een elektron in dit systeem zich dus niet als
vrij deeltje in de y-richting. Voor hoge ky vinden we wel opnieuw de lineaire
relatie E / ky . De energiebanden zijn, tegenover vrij siliceen, ook verschoven
met de helft van de potentiaalsterkte, nl. U=2.
De dispersierelatie inclusief de hogere energiebanden zijn hieronder weergegeven,
waarbij ky , Ez en M gevarieerd zijn om het gedrag hiervan te onderzoeken.
64
Figuur 30: (a) Dispersierelatie E(k,ky ) voor spin-down elektronen bij het K
punt van siliceen met een superrooster voor verschillende magnetizaties. (b)
Dispersierelatie E(k,ky ) voor spin-down elektronen bij het K punt van siliceen
met een superrooster voor verschillende elektrische veldwaarden. (c) Dispersierelatie E(k,ky ) voor spin-up elektronen bij het K punt van siliceen met een
superrooster voor verschillende ky -waarden. (d) Dispersierelatie E(k,ky ) voor
spin-down elektronen bij het K punt van siliceen met een superrooster voor
verschillende ky -waarden.
We zien dat de magnetizatie en de elektrische veldwaarde een gelijkaardig
eect hebben als op het energiespectrum van vrij siliceen. De magnetizatie verhoogt of verlaagt de energiebanden naargelang de spin-toestand, het loodrecht
elektrisch veld opent de bandkloof van de eerste banden. Voor de hogere banden
blijven de lokale bandkloven gesloten.
We kunnen deze nieuwe dispersierelatie gebruiken om de toestandsdichtheid
te berekenen voor siliceen met een superrooster, die in dit geval gegeven wordt
door
X
D(E) =
(E En (~k))
(151)
n;~
k
65
66
Conclusies
Ik heb siliceen bestudeerd aan de hand van een tight binding model in een
benadering voor lage energie-waarden. Het energiespectrum van siliceen dat
ik met deze Hamiltoniaan heb gevonden vertoont een bandkloof die te manipuleren is met een elektrisch veld, als een gevolg van de geknikte structuur die
de twee verschillende subroosters van siliceen een verschillende hoogte geeft.
Voor een kritische veldwaarde Ez;c sluit deze bandkloof voor n spintoestand
aan het K-punt en voor de andere spintoestand aan het K-punt. Wanneer de
bandkloof gesloten is, wordt, net als bij grafeen, perfecte transmissie voor loodrechte inval gevonden. Indien het materiaal gemagnetizeerd wordt, verhogen
de energietoestanden voor de ene spin en verlagen ze voor de andere. Hierdoor
zijn de transmissie- en reectie-eigenschappen doorheen een elektrostatische en
gemagnetizeerde barrire in siliceen verschillend voor elektronen met verschillende spin- en vallei-vrijheidsgraden. Hier wordt gebruikt van gemaakt om een
e cinte spin-valleilter te creren, met het oog op toepassingen in de spintronica en de valleitronica. Om de transmissie-elektronen zo goed mogelijk te
polarizeren op de gewenste spin- en vallei-vrijheidsgraad, heb ik dit onderzoek
voor het eerst gedaan voor niet enkel n barrire, maar voor series van elk
aantal barrires. Het gebruik van meerdere barrires optimalizeert de spin- en
de valleipolarizatie maar verlaagt wel de totale conductantie.
De transmissiewaarschijnlijkheden vertonen een resonante structuur die afhangt van de hoogte en breedte van de potentiaalbarrire, de energie van de invallende elektronen en de hoek waaronder de elektronen op de barrire invallen.
Voor een enkele barrire is deze resonante structuur beperkt tot een soort FabryProt resonantie binnen de barrire. De transmissie is dan maximaal indien de
helft van de x-component van golengte een geheel keer in de breedte van de
barrire past. Voor twee barrires zien we bovenop deze resonanties ook andere
omstandigheden waarvoor de transmissie maximaal is. Ik ben er als eerste in
geslaagd om de transmissiewaarschijnlijkheid doorheen twee barrire van gelijke
breedte analytisch uit te drukken op zon manier dat het duidelijk is aan welke
voorwaarden deze extra resonanties voldoen. Fysisch komt het erop neer dat de
golf die doorheen de barrires reist een staande golf vormt binnen het geheel van
de twee barrires en de ruimte ertussen. Deze resonanties zijn dan ook sterk
afhankelijk van de breedte van de barrires en de afstand tussen de barrires.
Voor hogere aantallen barrires zien we ook een gelijkaardige resonantie maar
de tranmissiewaarschijnlijkheden die hiermee gepaard gaan zijn laag en het belang hiervan neemt verder af naarmate het aantal barrires toeneemt. Voor
tien barrires lijken deze al volledig verdwenen. Ik heb ook als eerste de transmissiewaarschijnlijkheden onderzocht waarbij de spin van het elektron verandert
ten gevolge van spin-orbitaal interacties. De koppeling tussen de verschillende
spin-toestanden wordt vaak verwaarloosd, maar aangezien ik in dit onderzoek
mijn focus leg op de spin van de elektronen wilde ik hier toch wat dieper op ingaan. Ik heb gevonden dat de kans dat de spin verandert bij transmissie zelfs bij
een sterke magnetizatie vrij klein is ( 10 3 ) en dat deze, althans voor siliceen,
niet bijdraagt tot de spin-polarizatie.
67
Aan de hand van de tranmissies met behoud van spin heb ik de conductantie doorheen de barrires berekend, een maatstaaf voor het totaal aantal
elektronen dat doorheen de barrires geraakt die ook experimenteel gemeten
kan worden. Aangezien deze conductanties verschillend zijn voor elektronen
met verschillende spin- en vallei-vrijheidsgraden, heb ik daarmee ook de spinen de vallei-polarizatie van de doorgelaten elektronen kunnen berekenen, en
heb ik deze ook kunnen bestuderen in functie van de verschillende parameters,
waardoor ik exact heb kunnen vinden waar de polarizaties van afhangen en
onder welke omstandigheden deze optimaal zijn. De spin-polarizatie hangt af
van het teken van de magnetizatie en is optimaal wanneer de energie van de
elektronen net iets hoger of net iets lager is dan de hoogte van de potentiaalbarrire. Als een direct gevolg hiervan blijkt dat ook de magnetizatie niet te sterk
mag zijn, omdat de energie van de elektronen dan sterker kan verschillen van
de potentiaalhoogte. De vallei-polarizatie is slechts optimaal onder specieke
omstandigheden, maar kan gecontroleerd worden aan de hand van de sterkte
van het elektrisch veld. Voor een te sterk elektrisch veld wordt de conductantie
nul, wat ook zijn nut heeft voor bijvoorbeeld transistortechnologie. De verschillende polarizaties veranderen niet veel in functie van de barrirebreedte en de
afstand tussen de barrires. De geobserveerde lichte oscillaties zijn een gevolg
van de besproken resonanties. De polarizaties verbeteren wel onder sommige
omstandigheden wanneer het aantal barrires toeneemt.
Tenslotte heb ik ook het eect van een superroosterpotentiaal, ofwel een
oneindige reeks n-dimensionale potentiaalbarrires, op siliceen onderzocht.
Deze verandert de dispersierelatie en de toestandsdichtheid van siliceen grondig.
Er verschijnen extra Diracpunten in de Brillouinzone, de dispersierelatie wordt
periodisch en vertoont een minibanden-structuur. Dit laatste zien we natuurlijk
ook in de nieuwe toestandsdichtheid. Als een gevolg hiervan vertoont de nieuwe
toestandsdichtheid verschillende pieken waar energietoestanden zich ophopen,
in tegenstelling tot de toestandsdichtheid van vrij siliceen, die, in de gebruikte
benadering, grotendeels lineair is met de absolute waarde van de energie.
Ik heb er dus voor gezorgd dat de resonante structuur doorheen verschillende
barrires beter begrepen en, in het geval van twee barrires, zelfs voorspelbaar
is, en ik heb omstandigheden gevonden waarvoor er met siliceen een e cinte
spin-en vallei-lter te maken is. Indien men de spin-polarizatie wil kunnen
kiezen, stel ik voor om met twee parallelgeschakelde barrires te werken met
tegengestelde magnetizatie. Aan de hand van het elektrisch veld kan men dan
de vallei-polarizatie kiezen en eventueel de conductantie naar nul brengen. Wat
ons tot de algemene conclusie brengt dat siliceen een uitstekende kandidaat is
voor spintronica en valleitronica toepassingen.
Een verdere studie naar siliceen zou kunnen kijken of deze resultaten overdragen wanneer men een stuk siliceen met eindige afmetingen beschouwt, wat
vaak het geval zal zijn als dit materiaal gebruikt zou worden in nanotechnologie.
Dit introduceert namelijk zogenaamde edge statesdie de situatie zouden kunnen doen veranderen. Het kan ook interessant zijn om te kijken naar de invloed
van de bekende substraten waar siliceen op gegroeid wordt. Verder is het ook
misschien de moeite waard om te kijken naar wat de invloed is van de termen
68
die we verwaarloosd hebben vanwege de lage buckling van siliceen. Voor germaneen en staneen is dit namelijk al groter en kunnen deze termen eventueel een
belangrijke invloed hebben. Voor de spintronica en de valleitronica is het ook
interessant om te bestuderen of we met siliceen elektronen met een bepaalde
polarizatie kunnen opslaan en ook weer kunnen uitlezen. Siliceen is in ieder
geval de moeite waard om verder te bestuderen en kan een belangrijke rol gaan
spelen in een spannende technologie die nog maar in haar kinderschoenen staat.
69
6
6.1
Appendix
Tweede naaste nabuur benadering
Tweede naaste naburen behoren beide tot hetzelfde subrooster, de hopping parameter tussen naaste naburen deniren we daarom als AA0 en BB 0 :
!
!
!
+
g(
k
)
f
(
k
)
0
AA
AA
AB
H=
(153)
!
!
BA f ( k )
BB + BB 0 g( k )
!!
!!
!!
!!
! ! !
!
!
waarbij g( k ) = g ( k ) = e i k a1 + e i k a2 + ei k a1 + ei k a2 + e i k (a1 a2 ) +
! ! !
ei k (a1 a2 ) . Indien de subroosters onderhevig zijn aan dezelfde potentiaal kunnen we opnieuw stellen dat AA = BB = 0 en bovendien geldt dat AB =
en AA0 = BB 0 = 0 . De vereenvoudigde Hamiltoniaan is dan
BA =
! !
0 !
g( k )
f( k )
H=
.
(154)
!
!
f (k)
0g( k )
We willen deze Hamiltoniaan opnieuw tot eerste orde ontwikkelen rond een
!
Dirac-punt. Hiervoor herschrijven we eerst de structuurfunctie g( k ) en vervol!
4
;0
gens ontwikkelen we een Taylor-reeks voor deze functie rond K + =. 3p
3a
!
g( k )
=
=
!
!
!
2(cos( k !
a 1 ) + cos( k !
a 2 ) + cos( k (!
a1 !
a 2 ))
p
p
3a
3a
4 cos(
kx ) cos( ky ) + 2 cos( 3akx )
2
2
!
@g
@g
g( K + ) + (kx Kx )
+ (ky Ky )
@kx
@ky Kx ;Ky
(155)
3 .
De benaderde Hamiltoniaan wordt dan
H=
3a
2
3 0
(qx + iqy )
3a
2
(qx iqy )
3 0
2X
a
b
kx + ib
ky
70
b
kx
ib
ky
2X
a
=X .
!
.
(156)
(157)
jkj)
(158)
6.2
Bilaag grafeen
Deze berekeningen over bilaag grafeen zijn genspireerd op het werk in referenties
[16] en [29].
De volgende stap is het onderzoeken van twee lagen grafeen. De meest
stabiele conguratie is die waarbij de A2 -atomen van de bovenste laag zich net
boven de B1 -atomen vand e onderste laag bevinden terwijl de B2 -atomen van
de bovenste laag niet boven de A1 -atomen van de onderste laag liggen. De
nieuwe eenheidscel bevat nu 4 niet-equivalente atomen. De roostervectoren !
a1
en !
a2 zijn nog dezelfde als die voor monolaag grafeen, maar er omt nu een extra
roostervector !
a3 bij die loodrecht op de andere twee staat. Deze is gedenieerd
als
!
a3 = (0; 0; c0 )
(159)
waarbij c0 de afstand tussen de twee lagen is.
6.2.1
Tight-binding Hamiltoniaan
k(
zodat
!
r
k(
!
1 X ! X i!
!
r)= p
c (k)
e k Rj
N
j
k(
!
Rj)
!
r
k(
(161)
!
Rj)
(162)
!
waarbij Rj de roosterposities voorstellen. De Hamiltoniaan wordt gegeven door:
ED
X
X
H=
t;
(163)
j
i .
;
hi;ji
71
!
Om de co cinten c ( k ) te bepalen projecteren we de golunctie
een eigenfunctie l :
!
E( k ) h
ki
= h
jHj
ki
1 X
p
t
N ;
XD
hi;ji
ED
0
X
!
! X i!
@
c (k)
e k Rm
m
ED
! !! D
1 XXXX
p
t ; c ( k )ei k R m l j j
N ; hi;ji
m
X
X
X
X
! !!
1
p
t ; c ( k )ei k R m ; l;j ;
N ; hi;ji
m
X
X
X
X
! !!
1
p
t ; c ( k )ei k R m ; i;m
N
m
i
X
X
! !!
1
p
t ; c ( k )ei k R m
N
m
=
=
=
=
!
r ) op
k(
ij
(164)
1
E
A
m
i;m
en
h
ki
=
=
=
1 X
p
c
N
1 X
p
c
N
! D
! X i!
(k)
e k Rj
!
! X i!
(k)
e k Rj
(165)
l;j
! !!
1
p c ( k )ei k R l
N
zodat
!
!
E( k )c ( k )
=
=
XX
! i!
k
c ( k )e
!
!
Rm Rl
!
!
( k )c ( k ) .
=
=
(166)
t(1 + e
!
0f ( k ) .
!!
ik a
1
+e
!!
ik a
2
: We
(167)
72
!
binnen de eenheidscel gebeurt, blijven we bij dezelfde roosterpuntpositie R j en
krijgen we simpelweg
HB1 A2
tB1 A2
(168)
(170)
B
=B
@
A1
B1
A2
B2
C
C
A
(172)
E
~vF
(173)
<<
= (kx + iky )
= (kx iky )
A1
(174)
B2
(175)
~2 vF2
1
0
(kx + iky )2
(kx
iky )2
0
(176)
2vF2
(177)
Deze Hamiltoniaan is enkel geldig voor een energie veel kleiner dan de parameter
1 en voor k-waarden in de buurt van het Diracpunt. Een vergelijking van
de twee gereduceerde banden met de vier originele banden, in beide gevallen
ontwikkeld rond een Diracpunt, is weergegeven in Figuur A1.
Figuur A1: Links: Het energiespectrum voor bilaag grafeen voor kx = 0. Rechts:
Vergelijking van het vierbands-(blauw) en het tweebandsspectrum (paars) ontwikkeld rond een Diracpunt. We zien duidelijk dat de parabolische tweebandsbenadering slechts opgaat voor een energie kleine dan de interlaags hopping
parameter 1 (wat neerkomt op het energieverschil tussen de bovenste twee of
de onderste twee banden).
74
6.2.3
Spinorgoluncties
A1
~2
2m
A1
@4
@x4
2mE
~2
(
2
@2
+ ky2 )2
@x2
@2 2
k + ky4
@x2 y
(179)
A1
A1
(180)
De waarde van kx en
oplossingen eikx x en e
= Aeikx x + Be
x
xx
ikx x
+ Ce
=) kx
2 2
x ky
+ De
xx
(181)
4
x
xx
2mE
~2
=) (
2
x
ky4
2mE
~2
r
2mjEj
=
~2
(183)
2
ky2 )2
=)
75
ky2
2mE
~2
r
2mjEj
=
+ ky2 .
~2
=
kx
kF cos( )
ky
kF sin( )
(184)
(185)
=)
kx + iky = kF ei
=)
kx
iky = kF e
waarbij s het teken van de energie is, net als bij monolaag grafeen. Vervolgens
bepalen we de tweede component van de tweespinor:
B2
~2
@
( i
+ iky )2 A1
2mE
@x
~2
((kx + iky )2 Aeikx x + ( kx + iky )2 Be ikx x
=
2mE
+( i x + iky )2 Ce x x + (i x + iky )2 De x x )
1
=
(k 2 ei2 Aeikx x + kF2 e i2 Be ikx x
skF2 F
q
q
( kF2 + ky2 ky )2 Ce x x ( kF2 + ky2 + ky )2 De
=
s ei2 Aeikx x + e
i2
Be
ikx x
hCe
xx
De
(186)
xx
xx
waarbij
h =
h
q
1 + sin2 ( )
sin( )
q
1 + sin2 ( ) + sin( )
(187)
2
We vatten de tweespinor samen als een product van matrices analoog aan degene
bij monolaag grafeen. De tweespinor heeft opnieuw de vorm
j
= Pj Ej Cj
76
(188)
1
sei2
=
2
6
= 6
4
Ej
6
= 6
4
Cj
1
se i2
eikx;j x
0
0
e ikx;j x
0
0
0
0
3
Aj
Bj 7
7 .
Cj 5
Dj
1
shj
1
shj 1
0
0
e
(189)
3
0
0
0
x;j x
x;j x
7
7
5
A2
(191)
B1
B1
B1
B1
+ 2(
ky2 )
@2
@x2
B1
2 2 ky2 + ky4
B1
=0.
(192)
Dit is opnieuw een dierentiaalvergelijking van vierde orde, wat als algemene
oplossing heeft
B1 (x)
De waarde van kx en
eikx x en e x x :
kx4
2(
= Aeikx x + Be
x
ikx x
+ Ce
xx
xx
+ De
(193)
kx2
ky2 )2
ky2
=) kx
77
2 2
(194)
ky2
4
x
+ 2(
ky2 )
2
x
+(
2
x
=)
ky2 )2
ky2
=)
2 2
(195)
+ ky2 .
Aan de hand van het stelsel waarmee we zijn begonnen vinden we dan de overige
componenten van de vierspinor.
A1
=(
kx
iky
)Aeikx x (
kx + iky
ikx x
)Be
+ iky
)Ce
xx
+(
iky
)De
xx
(196)
1
A2
=
+
=
B2
2
x
ky2 ) Ce
2
Be
)Aeikx x +(
xx
xx
ikx x
+ Ce
xx
+ De
iky
ikx x
)Be
) Aeikx x +
) Ce
kx
(kx2 + ky2 ) Be
Aeikx x
kx + iky
(
1
2
x
ikx x
ky2 ) De
2
xx
ikx x
) Be
(197)
) De
xx
xx
iky
)Ce
xx
+(
+ iky
)De
(198)
Dit kan opnieuw geschreven worden als het product van matrices:
j
= Pj Ej Cj
(199)
met
Pj
Ej
Cj
6
6
= 6
4
6
= 6
4
2
kx;j
iky
kx;j +iky
1
1
kx;j
iky
0
0
ikx;j x
0
0
1
1
iky
x;j
Aj
6 Bj 7
6
7
= 4
Cj 5
Dj
0
0
0
x;j x
iky
x;j
j
0
e
1
1
ikx;j x
0
0
0
x;j +iky
j
1
1
kx;j +iky
x;j x
x;j +iky
j
3
7
7
7
5
(200)
7
7
5
xx
energie hoger is dan de hopping parameter tussen de lagen (E > 1 ), x imaginair wordt en we dus geen uitdovende golven hebben, maar vier verschillende
lopende golven:
B1 (x)
+
ikx
x
= Aeikx x + Be
met golfvectoren
kx =
+ Ceikx x + De
ikx x
(201)
ky2
Pj
Ej
Cj
6.2.4
6
6
= 6
6
4
2
6
6
= 6
4
2
6
= 6
4
iky
kx;j +iky
1
1
+
+iky
kx;j
iky
1
1
1
1
+
kx;j
kx;j
iky
0
eikx;j x
+
ikx;j
x
0
e
0
0
0
0
3
Aj
Bj 7
7 .
Cj 5
Dj
1
1
kx;j +iky
0
0
eikx;j x
0
0
0
0
e
kx;j +iky
ikx;j x
iky
kx;j
7
7
7
7
5
(202)
7
7
7
5
=
=
P2 E2 (x = u)C2
d
P2 E2 (x = u)C2 .
dx
(203)
nieuwe matrix
3
7
7
5
(204)
(205)
!2
= E1 1 (x = u)P10
P20 E2 (x = u) .
(206)
waarbij genormaliseerd wordt op de rechtslopende invallende golf. De exponentiel uitdovende golf voor de potentiaalstap en de exponentiel toenemende golf
in de stap worden weggelaten omdat deze divergeren respectievelijk voor en na
de stap. In dat geval vinden we de transmissie- en reectieco cinten aan de
hand van
r
t =
(208)
waarbij Mij de matrixelementen van de transfermatrix M 1 !2 voorstellen. Indien echter de energie kleiner is dan de potenitaalhoogte, dan is de trnasmissie
golf geen rechtslopende elektronengolf maar een linkslopende gatengolf. De
randvoorwaarden veranderen dan in
0
1
0
1
1
0
B r C
B
C
1 !2 B t C
B
C
(209)
@ C1 A = M
@ 0 A
0
D2
zodat de reectie-en transmissieco cinten gevonden worden door
r
(210)
80
!2
(x = 0)M 2
!1
(x = d) .
(211)
t =
(213)
zien opnieuw resonanties voor energien lager dan de potentiaal, maar nooit
voor loodrechte inval. Ook voor energien groter dan de potentiaalhoogte zien
we duidelijk resonanties.
Figuur A4: Links: De transmissie voor bilaag grafeen in functie van de dikte.
Rechts: Polarplot van de transmissie voor barrires met verschillende diktes
voor een invalsenergie E = 0:2 1 en potentiaalhoogte U0 = 0:5 1 .
82
!2
(x = 0)M 2
!1
(x = d)
(214)
met
M1
!2
= E1 1 (x = u)P1 1 P2 E2 (x = u) .
(215)
83
t+
+
r+
t+
r+
t+
(218)
(E
1)
(E
1)
(E
1)
(E
1)
(E
1)
(E
1)
jx;+ (x > d)
jx;+ (x < 0)
jx; (x < 0)
jx;+ (x < 0)
kx
(219)
kx
r
kx
kx
= T+
(220)
= R+ .
84
85
6.3
En-dimensionale potentiaalputten
86
87
88
Referenties
[1] Geim, Andre K., and Konstantin S. Novoselov. "The rise of graphene."
Nature materials 6.3 (2007): 183-191.
[2] Katsnelson, Mikhail I. "Graphene: carbon in two dimensions." Materials
today 10.1 (2007): 20-27.
[3] Ezawa, Motohiko. "Valley-polarized metals and quantum anomalous Hall
eect in silicene." Physical review letters 109.5 (2012): 055502.
[4] Vargiamidis, V., and P. Vasilopoulos. "Electric-and exchange-eld controlled transport through silicene barriers: Conductance gap and near-perfect
spin polarization." Applied Physics Letters 105.22 (2014): 223105.
[5] Vogt, Patrick, et al. "Silicene: compelling experimental evidence for
graphenelike two-dimensional silicon." Physical review letters 108.15 (2012):
155501.
[6] Lalmi, Boubekeur, et al. "Epitaxial growth of a silicene sheet." Applied
Physics Letters 97.22 (2010): 223109.
[7] Fleurence, Antoine, et al. "Experimental evidence for epitaxial silicene
on diboride thin lms." Physical review letters 108.24 (2012): 245501.
[8] Kaloni, T. P., M. Tahir, and Udo Schwingenschlgl. "Quasi free-standing
silicene in a superlattice with hexagonal boron nitride." Scientic reports 3
(2013).
[9] Cai, Yongmao, et al. "Stability and electronic properties of two-dimensional
silicene and germanene on graphene." Physical Review B 88.24 (2013): 245408.
[10] Liu, Hongsheng, Junfeng Gao, and Jijun Zhao. "Silicene on substrates:
A way to preserve or tune its electronic properties." The Journal of Physical
Chemistry C 117.20 (2013): 10353-10359.
[11] Hasan, M. Zahid, and Charles L. Kane. "Colloquium: topological insulators." Reviews of Modern Physics 82.4 (2010): 3045.
[12] Tao, Li, et al. "Silicene eld-eect transistors operating at room temperature." Nature nanotechnology 10.3 (2015): 227-231.
c, Igor, Jaroslav Fabian, and S. Das Sarma. "Spintronics: Funda[13] Zuti
mentals and applications." Reviews of modern physics 76.2 (2004): 323.
[14] Tsai, Wei-Feng, et al. "Gated silicene as a tunable source of nearly 100%
spin-polarized electrons." Nature communications 4 (2013): 1500.
89
90
Paper
De volgende paginas bevatten, als afsluiting van deze thesis, een paper waar
ik, in samenwerking met onder andere mijn promotor, Prof. dr. F. Peeters, en
mijn begeleider, B. Van Duppen, mee aan heb kunnen werken. Deze paper zal
kort na het indienen van deze thesis ingediend worden bij Physical Review B.
Het betreft het onderwerp van deze thesis en is een mooie aanvulling tot dit
werk.
Tenslotte wil ik mijn promotor en mijn begeleider nog bedanken om deze
thesis succesvol ten einde te helpen brengen en voor de hulp gedurende de
afgelopen twee jaar.
91
We study ballistic transport of Dirac fermions through arrays of silicene barriers, of width d,
in the presence of an exchange field M and a tunable potential of height U or depth U . Away
from the Dirac point (DP) the spin- and valley-resolved conductances, as functions of U or M ,
exhibit resonances and close to it a pronounced dip that becomes a gap when a critical electric field
Ez is applied. This gap widens by increasing the number of barriers and can be used to realize
electric field-controlled switching. The spin ps and valley pv polarizations of the current near the
DP increase with Ez or M and become nearly perfect above certain of their values. The ranges of
M values in which ps and pv are perfect widens significantly by increasing the number of barriers.
Also, ps and pv oscillate nearly periodically with the separation between barriers or wells and can
be inverted by reversing the direction of M .
PACS numbers: 71.70.Di, 72.76.+j, 72.25.-b, 73.43.-f
I.
INTRODUCTION
Silicene, a monolayer of silicon atoms forming a twodimensional (2D) honeycomb lattice, has been predicted
to be stable [1] and several attempts have been made to
synthesize it [2, 3]. It has attracted considerable attention [4] because due to its buckled honeycomb lattice, it
has Dirac cones similar to those of graphene but with
some important differences. Contrary to graphene, silicene has a strong intrinsic spin-orbit interaction (SOI)
which leads to a gap of approximately 1.55 meV wide
[5, 6] in the low-energy band structure. The structure is
a remarkable property of silicene that graphene does not
possess and can facilitate the control [6, 7] of its band gap
by the application of an external perpendicular electric
field Ez . Accordingly, silicene could overcome difficulties associated with potential applications of graphene
in nanoelectronics (lack of a controllable gap) due to the
available spin and valley degrees of freedom. This and its
compatibility with silicon-based technology led to studies
of important effects such as the spin- and valley-Hall effects [5, 810], the quantum anomalous Hall effect [7, 11],
and spin-valley coupling [12] and many more. For a review see Ref. 13.
The strong SOI in silicene [14] can lead not only to
spin-resolved transport, but also to a cross correlation
between the valley and spin degrees of freedom. Further,
silicon has a longer spin-diffusion time [15, 16] and spincoherence length [17] compared with graphene [18], thus
making silicene appear even more suitable for spintronics applications, for instance, the very recently reported
field-effect transistors [19].
p.vasilopoulos@concordia.ca
ben.vanduppen@uantwerpen.be
vasileios.vargiamidis@concordia.ca
francois.peeters@uantwerpen.be
In earlier works several novel features have been studied such as ferromagnetic (FM) correlations [20] and resonant transport through double barriers [21] in graphene,
the conductance [22] across FM strips on the surface of
a topological insulator, and valley and spin transport in
FM silicene [23, 24].
More recently the influence of electric and exchange
fields on ballistic transport through single [23, 25] and
double [25] FM barriers on silicene has been studied and
novel results have been reported such as a field dependent
transport gap and near perfect spin and valley polarizations. Naturally, one wonders whether a better control
can be obtained if one uses multiple barriers or wells and
how the reported effects carry over to these systems. To
our knowledge this has not been done and is the subject
of this study.
The main findings of this work are as follows. We confirm the development of a gap in the charge conductance
gc not only as a function of U [25] but also as a function of the strength M of the FM field which widens by
increasing the number of barriers. We also quantify the
spin and valley polarizations and show that the ranges of
M in which they are near perfect widen significantly by
increasing the number of barriers. In addition, we show
that for wells the conductance gc oscillates with M but
the polarizations are much smaller than those for barriers. All these quantities oscillate nearly periodically with
the separation between barriers or wells.
The paper is organized as follows. In Sec.II we present
the calculation of the spin- and valley-resolved conductance through a FM junction in silicene and show that
the charge conductance can be controlled with Ez . In
Sec.III we discuss the effects of the exchange field on the
charge, spin, and valley transport through one or several
barriers or wells. We conclude with a summary in Sec.IV.
2
II.
(a)
(c)
(b)
H = ~F (x kx y ky ) + sz z + U sz M I;
(1)
A.
1
,
1 + sin (dqx ) F 2 (kx , qx , ky ) 1
2
(2)
where
F (kx , qx , ky ) =
(3)
III
V(x)
(d)
V(x)
x
...
U,M
V(x)
(e)
II
II
III
V(x)
...
1
,
1 + sin (dqx )( 1 )2 /4
2
(4)
where = kb /qo . From this analytical result the difference with the graphene result T = 1 is clear. Due to the
SOI and the field Ez the factor differs from 1. Setting
Ez = so = 0, one obtains = 1 and therefore the well
known graphene result T = 1 no matter what the width
d of the barriers is. This unimpeded tunneling at normal
incidence, called the Klein tunneling effect, is also found
in silicene if the electric field is tuned to its critical value
Ez,b/o = Ec . In this case however only the spin-up (spindown) electrons at the K-point (K-point) experience the
Klein effect. The origin of this partial Klein tunneling
can be found in Eq. (2) where in that case the condition
F 2 (kx , qx , 0) = 1 is fulfilled.
The two barriers transmission probability can also be
calculated as
(2)
Ts
(kx , ky ) =
z
1
,
1 + sin (dqx )(F 2 1)4R2
2
(5)
(6)
3
This reduces to the single barrier transmission with width
d to 2d when the barrier separation width w = 0. Again
the function F will be responsible for Klein tunneling at
normal incidence. Because both barriers are considered
to be of the same width, the single barrier resonances are
pertained. The added factor defined in Eq. (6) however
allows for an additional resonance pattern which corresponds to a resonance over the total double barrier system.
For n barriers the transmission amplitude is given by
ikx l
e
t(n)
(cos(dqx ) + iF sin(wkx ))n
sz =
1
(n > 1)eikx l in sinn (dqx )Gn2 (F 2 1) (, 7)
G=
l = (n 1)w + (n 2)d,
(8)
(9)
B.
/2
gsz = g0
(10)
/2
where g0 = e2 kF Ly /2h and Ly is the length of the barrier along the y direction. The total conductance is obtained by summing Eq. (10) over and sz .
Making use of the measurable conductance, we can
define the spin polarization as
ps =
(gK + gK 0 ) (gK + gK 0 )
,
gK + gK + gK 0 + gK 0
(11)
(gK + gK ) (gK 0 + gK 0 )
.
gK + gK + gK 0 + gK 0
(12)
III.
NUMERICAL RESULTS
We first present results for transmission, conductance, and spin and valley polarizations through one
or several barriers and then those for one or several wells.
A.
Barriers
FIG. 2. (Colour online) (E, ) Contour plots of the transmission probability through 1, 2, and 10 barriers in the 1st,
2nd, and 3rd row, respectively. The left (right) column is for
spin-up (spin-down) electrons at the K point. The dashed
white curves show the resonances calculated by Eq. (13) and
the dotted white curves correspond to the solutions of R = 0
from Eq. (6). In the white region in the left column the transmission is undefined due to the lack of propagating states outside the barrier. Parameters used: d = 100 nm, w = 50 nm,
M = 2.5 meV, Ez = Ez,c V/m, and U = 50 meV.
barrier region there are no propagating modes. The exchange field can then be used to shift the spectra of both
spins to coincide again with the Fermi level. This gives
rise to the observed abrupt increase in the conductance
as a function of M . Due to multiple barriers the evanescent transmission for states near propagating modes is
suppressed and this sharpens and widens the gap.
Because the evanescent tunneling is suppressed with
the number of barriers, the spin ps and valley pv polarizations are altered as plotted in Fig. 4 versus M . Again
for one barrier this is similar to the ps or pv results (versus
FIG. 4. Spin and valley polarizations through n barriers versus exchange field M . Parameters used: d = 100 nm, w = 50
nm, Ez = 5Ez,c , E = 40 meV and U = 50 meV
B.
Wells
results in a smearing of the resonances and central Kleintunneling related transmission as observed before. In the
system with multiple barriers or wells, the resonances and
central ky = 0 transmission are sharpened and these near
resonant modes do not contribute to the conductance any
more, resulting in a diminished conductance.
IV.
ACKNOWLEDGMENTS
FIG. 9. Colour online)(E, ) Contour plots of the transmission through one, two, and ten wells in the 1st, 2nd, and
3rd row respectively. The left (right ) column is for spin-up
(spin-down) electrons. The dashed white curves show the resonances calculated by Eq. (13) and the dotted white curves
correspond to the solutions of R = 0. In the white region
in the left column the transmission is undefined due to the
lack of propagating states outside the barrier. Parameters
used are: d = 100 nm, w = 50 nm, M = 2.5 meV, Ez = 17
meV/
Aand U = 50 meV
basis {A , A , B , B } is given by
E1 (1, 1) iR ak
vF k
0
iaR k+ E1 (1, 1)
0
vF k
HK (~k) =
vF k+
0
E1 (1, 1) iaR k
0
vF k+
iaR k+ E1 (1, 1)
(14)
7
Cj = (Aj ,
Bj ,
Cj ,
Dj )T ,
(20)
(21)
2
2
kF 1 = a E+
+ vF2 E
2 (a + vF2 )1/2 ,
(22)
2
2
kF 2 = a E+
+ vF2 E+
+ 2 (a + vF2 )1/2 ,
(23)
2 = 2
a2 N 2 + a vF2 + N 2 vF4 ,
(24)
(25)
2
2
= 2z E+
+ 4z Eso M + (E+
+ 2z )M 2 M 4 , (26)
2
where E
= E 2 2z 2so + M 2 and N 2
2
(z E + so M ) .
iaR vF ( )kF2 2
,
(a2 2R + vF2 )kF2 2
(27)
iaR vF ( )kF2 1
,
(a2 2R + vF2 )kF2 1
(28)
iaR + vF
iaR + vF
, =
,
iaR + vF
iaR + vF
, =
.
=
= (E lEz so M )
and at the K point by
= (E lEz + so + M )
= (E + lEz + so M )
E1 (1, 1) iR ak
vF k +
0
iaR k+ E1 (1, 1)
0
v
k
= (E + lEz so + M )
F +
HK 0 (~k) =
vF k
0
E1 (1, 1)
iaR k
and at the K point:
0
vF k
iaR k+ E1 (1, 1)
0 0
0
0
0
k1+ 0 k1
0 k2+
0 k2
(15)
0
0
1
1
where
P10 = 0
0
1
1
0
0
0
0
E (sz , z ) = so sz z + lEz z + Mz sz .
(16)
0 k1+
0 k2
0 k2+
0 k1
We describe the wave functions with the matrix
product
j = Pj Ej (x)Cj
which, for the K point,
1
k1
P1 =
k1+
ik x
e 1
0
E1 (x) =
0
0
(17)
(29)
(30)
(31)
(32)
0
where ki
= ki0 iky , i = 1, 2. The matrix E10 (x) is
obtained from E1 (x) by changing ki to ki0 . Also, ki0 and
kF0 i are obtained from ki and kF i by the same change
followed by 2 2 0 .
k1+ k2 k2+
,
k1 k2+ k2
1
1
0
0
0
eik1 x 0
0
,
ik2 x
0
e
0
0
0 eik2 x
0 =
iaR vF (0 0 )kF2 2
0 0 0 (a2 2R 0 + vF2 0 )kF2 2
(33)
0 =
iaR vF (0 0 )kF2 1
0 0 0 (a2 2R 0 + vF2 0 )kF2 1
(34)
(18)
iaR + vF 0 0
iaR 0 + vF
,
=
,
0
0
iaR + vF 0
iaR 0 + vF
0 =
, 0 =
.
0
0 =
(19)
(35)
(36)
8
= (E lEz
= (E lEz
= (E + lEz
= (E + lEz
so M )
+ so + M )
+ so M )
so + M )
(37)
0
0
0
0
+ so M )
so + M )
so M )
+ so + M )
(38)
= (E lEz
= (E lEz
= (E + lEz
= (E + lEz
follows:
Mn = M (0)M (d)M (2d)...M ((n 1)d)
= M (0)E11 (d)M (0)E1 (d)E11 (2d)M (0)E1 (2d)
...E11 ((n 1)d)M (0)E1 ((n 1)d)
= M (0)E11 (d)M (0)E11 (d)M (0)E11 (d)
...E11 (d)M (0)E1 ((n 1)d)
= M (0)[E11 (d)M (0)]n1 E1 ((n 1)d)
(40)
The transmission amplitudes are found by solving the
system of equations
1 , r , 0 , r
T
T
= m t , 0 , t , 0
(41)
where m is the total transfer matrix of the barrier structure and T denotes the transpose of the row vectors.
[1] G. G. Guzm
an-Verri and L. C. Lew Yan Voon,
Phys. Rev. B 76, 075131 (2007); S. Leb`egue and O. Eriksson, Phys. Rev. B 79, 115409 (2009).
[2] P. Vogt, P. De Padova, C. Quaresima, J. Avila,
E. Frantzeskakis, M. C. Asensio, A. Resta, B. Ealet,
and G. Le Lay, Phys. Rev. Lett. 108, 155501 (2012);
A. Fleurence, R. Friedlein, T. Ozaki, H. Kawai, Y. Wang,
and Y. Yamada-Takamura, ibid. 108, 245501 (2012).
[3] D. Chiappe, E. Scalise, E. Cinquanta, C. Grazianetti,
B. v. Broek, M. Fanciulli, M. Houssa, and A. Molle, Adv.
Mater. 26, 2096 (2014).
[4] Z. Ni, Q. Liu, K. Tang, J. Zheng, J. Zhou, R. Qin, Z. Gao,
D. Yu, and J. Lu, Nano Lett. 12, 113 (2012); Y. Cai, C.P. Chuu, C. M. Wei, and M. Y. Chou, Phys. Rev. B 88,
245408 (2013); M. Neek-Amal, A. Sadeghi, G. R. Berdiyorov, and F. M. Peeters, Appl. Phys. Lett. 103, 261904
(2013).
[5] C.-C. Liu, W. Feng, and Y. Yao, Phys. Rev. Lett. 107,
076802 (2011).
[6] N. D. Drummond, V. Z
olyomi, and V. I. Falko,
Phys. Rev. B 85, 075423 (2012).
[7] M. Ezawa, New. J. Phys. 14, 033003 (2012).
[8] A. Dyrdal and J. Barnas, Phys. Stat. Sol. RRL 6, 340
(2012).
[9] M. Tahir, A. Manchon, K. Sabeeh, and U. Schwingenschl
ogl, Appl. Phys. Lett. 102, 162412 (2013).
[10] C. J. Tabert and E. J. Nicol, Phys. Rev. B 87, 235426
(2013).
[11] M. Ezawa, Phys. Rev. Lett. 109, 055502 (2012).
[12] L. Stille, C. J. Tabert, and E. J. Nicol, Phys. Rev. B 86,
195405 (2012).
[13] A. Kara, H. Enriquez, A. P. Seitsonen, L.C. Lew Yan
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]