DE VROEGSTE BEWONERS:
JAGERS IN EEN VERANDERENDE OMGEVING
PW. van den Boeke
peter
De measelike soort heeft zich gedurende 99% van haar geschiedenis in leven
‘gchouden met her verzamelen van plantaardig voedsel, her oproeken van kadavers
fen bejagen van levend wild. De vroegste sporen van jagers in de Lage Landen
‘in ongeveer 250.000 jaar oud. Dat is relatieflaat op de tijéschaal van het
bestaan van de mens, die ongeveer drie milioen jaar omspant. De menselifke
aanwezigheid hier was bovendien nit bliiend. Koude klimaarperioden herschie-
‘pen het gebied bij tijden wile zlfs in een poolwoestin, waardoor zich hier soms
{gedurende tienduizenden jaren geen mens vertoonde. De menselike sporen Wor
4en taleijker voor de periode vanaf 13.000 jaar geledea, het cinde van het paleoli-
thicum. De ‘definitive’ kimantverbetering die 10.000 jaar geleden inzeve, en
waarmee we het tweedejagers-en verzamelaarstidpetk, het mesolithicum, lacen
beginnen, maakte een ononderbroken verbhif tot aan heden mogelik.
De natwuelike omgeving en de veranderingen die zich dasrin voordeden,2in in
hhoofdstuk 15 aan de orde geweest. In dit hoofdstuk zal aandacht worden bestzed,
‘aan de wijze waarop de paleolithische en mesolithische bewoners onder deze
wisselende omstandigheden in hun bestaan voorzagen. De relate van de vroege
jagers tot de omgeving word gewoonlfk gekarakteriseerd as een van afhankelik-
heid, in tegenselling tor de neolithische en latere bevolking, die door akkerbouw
en veetelt haar omgeving wist ce manipuleren. De tegenstlling komt tevens net
‘op exploitati tgenover produkti. Deze karakteristik schept echter cen te pola
setend beeld, waarvoor een continuiim in de plaats moee komen. Dat zal bien
wanneer we de wize van overleven van jagers en verzamelaars meer in detail
‘overzin hebben,
‘Kortheidshalve zl nogal eens van agers’ geeproken worden, ale groepen bedoeld
worden die zowel lesen van dirk voedsel, dat door middel van jacht en
visvangst verkregen werd, als van verzamelde wilde vruchten, zaden, paddestoe-
Jeo, honing, eiren en dergelifke
DE ECONOMIE VAN DE PREHISTORISCHE JAGERSGROEPEN
Vindplaatsen en vondsten spreken niet voor zichzelf, zeker niet wanneer we het
‘organische materaal zo stelselmatig ontberen as in de prehstorsche jagerskamm-
_pementen van ons studiegebied. Bovendien behoort jagen en versamelen als be-
staanswijze in Europa al millennia lang to het verleden. Veel meer dan voor de
later petioden van de prehistorie wordt voor de beeldvorming dan ook terugge-
irepen op de leefwije van hedendaagse buiten-Europese jager,idealiter opere
‘end onder vergelifkbare ecologische omstandigheden. Indien her niet om parallel-
len beteffende specificke gebruiken gaat, maar om patronen, regelmatigheden,
in et gedrag van velesamenlevingen, sprcken we van antropologische modellen,
‘Wat economisch-antropologische modellen van jagesgroepen betreft, wordt veel
bbelang gehecht aan de seudie van de Amerikatnse antropoloog en archeoloog
Jochim, in 1976 gepubliceeed onder de titel Hunter gaerer subsistence and sette-
ment: a predictive model. Het werk inventariseer de witgangspunten voor het
economisch handelen van jagers en verzamelaars, en biedt een model voor het
economische subsysteem, waaruit hypothesen betreffende de economieén van
prehistorische jagersgroepen zijn af te liden. Het zorgr voor sangrijpingspunten
rr
16
modal Jockin3 VROESSTE BEWONERS: SAGES IN EN VERANDERENDE OMGEVNG
erationle
ingerseconomie
F181 et nc an
bij ber inerpreteren van archeologische resten en vormt de grondslag voor hypo-
thesen die richeing geven aan het zoeken naar ontbrekende elementen in het
archeologische gegevensbescand. De publicatie van Jochim is dan ook een aparte
bbehandeling waard, waarbij her schema van figuur 16.1 als leidraad dient.
In egenstelling tot cen veel gehoorde mening bit jagen en verzamelen doorgaans
ner een kwestie van ‘pakken wat je pakken kunt to de omgeving uitgeput is en
dan opbreken. Het model presenteert de jagerseconomie als een zaak van welbe-
‘wusteafeging, keuzes en planning. De keuzes die de jagersgroep maakt hebben
betrekking op die elementaire onderwerpen:
het benutten van de hulpbronnen: welks, hoeveel van elke soort, wanneer?
over
lec)
soc _GOEPSEEWS OFEREREN
Wes
PANES
ALSING VAN ESI WSPANNNEN
|
ULPaRcE ENLTINGSSCHEMA
tae oilers
rare anion sen
roster en
(enone, renpessted ed)
a ~“
cnc —
VTE sting dan amp mara an dep
NoceLneDeN |
12i YROESSTEBEWONERS:AGERS IN EEN VERANDERENDE OMGEVING 16
Ge stuering van her kamp met het 00g op het uitgestippelde benurringschema;
= 3f samensteling van de groep die de plannen gaat uisvoeren.
Sige van deve thera’ zeker niet arbitra: ht benttingichema bepaalt
Fp hoge mate waar het kamp wordt opgeslagen, alsmede de samenstling en
fomvang van de groep.
Ginter de hulpbronaen wordt overgens niet alleen het dire en plantardige
adeel vereaan, maar ok drinkwater,brandstof, grondstotfen voor de materiele
tutrusting en dergetie.
ann rleabcheersende benutingsichema isin de eerste plats bedoeld om te overle=
Te De ambities van jagersprorpen reiken gewoonlijk weinig verdes Materitle
vet tant wordt niet nagesteets; accumulatic van goederen is bij een mobiel
Teta els alleen maar ongemakkelik. Hetoverevingsprincpe implceertechter
Gt dat behalve in de calorische ook in de materizle behoeften moet worden
~ Woovzin. Bij de afweging tele dus niet alleen mee of in cen bepaald gebied wlescike
"Pot en eetbareplanten voorkomen, maar evenzect of er diersoorten te bejagen
‘iin met een voor Hleding geschikte pels, of er brandstof te halen. valt voor het
i qeren van het vices en 20 mee. Wat de deri voedselbronnen aangast weet
roost wat de verschillende soorten in een potentie! terrtorium voorstellen in
mae tp van vieesgewicht, vetgehalte, dichtheid van het voorkomen, agaregatic
(eadevorming,marevan noble, en opbrenget aan niet-